A.L. Snijders
Pikorde
Pikorde
De pikorde interesseert me – wie de baas is, en waarom. Ik heb altijd kippen gehad, soms veel, soms weinig, soms in een ren, soms vrij op het erf. Soms was ik kiploos, als vos of ulk op bezoek waren geweest, maar er kwam altijd wel weer iemand die me nieuwe kippen aanbood. Tegenwoordig heb ik Groninger Meeuwen, raskippen uit Groningen – vreemd dat een vogelras de naam van een andere vogel krijgt. Alsof je een kattensoort Griekse Hond noemt, of een hondenras Tesselse Kat. De Groninger Meeuwen zijn met z’n vijven, maar ze leven gescheiden, want er zijn twee hanen bij, die aanvankelijk broers en vrienden waren, maar toen er hennen bijkwamen broers en vijanden. Ik kan er nog twee Groninger hennen bij krijgen, maar die worden vergezeld door twee meelopers van een ander ras. Goed, breng maar.
Er is moderne storing op de lijn, ik wil de afspraak een uurtje verzetten, de voicemail blijkt verouderd, als ik thuiskom zitten de vier nieuwelingen in het hok en de haan en zijn hen lopen buiten. ’s Avonds laat ik ze erbij, het gaat gebeuren, assimilatie, integratie of oorlog, het dagelijks leven. Er gebeurt iets wat ik niet begrijp. Kijk, het zijn allemaal kippen, een lichaampje van vlees, een bol veren eromheen, stevige poten, een snavel, een kam. Toch herkent de haan zijn rasgenoten (aan het accentloos tokken? aan het zuivere Groninger Meeuws?) en verstoot hij de meelopers. De volgende dag zet ik het hok open, de strijd en de angst en het onderspit in de kleine ren zijn niet om aan te zien. Ze waaieren uit, de meelopers verdwijnen in de bosjes, de sibbegenoten blijven bij elkaar. In de avond gaat de haan met zijn eigen kip terug naar zijn hok, de nieuwkomers kiezen een plaats in een boom, in twee groepen.
Ik doe iets wat niet mag, ik betrek het kippengedrag op het mensengedrag. Immigranten die na veel ellende hun plaats hebben veroverd in het nieuwe land. Ze verzetten zich tegen de immigranten die na hen komen. Met de argumenten die ook tegen henzelf zijn gebruikt: het land is vol, ze pikken onze baantjes in, ze willen onze dochters, ze aanbidden een andere god. Ouwe koek. Er is niets tegen te doen, de haan zal ze bevruchten, ze zullen de eieren uitbroeden, tussen de kuikens zullen hanen zitten, zo’n haan zal zijn vader verjagen, ik zal nog iets proberen (een oude-hanen-huis), maar de oude haan wordt doodgepikt als ik even niet oplet. Zo zal het gaan, er is niets aan te doen, de biologie wint.
Uit: Vijf bijlen, AfdH Uitgevers, 2010.
Voorgelezen door Pieter van Scherpenberg voor Bulkboek.
Uit: Vijf bijlen, AfdH Uitgevers, 2010.
Voorgelezen door Pieter van Scherpenberg voor Bulkboek.