BulkBoek BesteKorteVerhalen (dit is een pilot)
Annette van 't Hull
Lees voor 🔊
     Annette van 't Hull
     Beste reiziger
 
 
Beste reiziger,
Alstublieft, gooit u deze brief niet weg. Hij past makkelijk in het zijvak van uw tas. Laat hem erin zitten tijdens de films die worden vertoond. Laat hem erin zitten als de maaltijden worden uitgedeeld. Laat hem erin zitten als de stewardess langskomt met belastingvrij parfum. Maar alstublieft, lees hem als u niet kunt slapen. Lees hem als u uw detective uit hebt. Lees hem als u zich gaat vervelen - daar heeft u tenslotte vierentwintig uur de tijd voor. Dit is geen verzoek van prins Muluwongo uit Afrika om tien miljoen dollar op uw bankrekening te mogen parkeren. Het is geen smeekbede van een moeder die de operatie van haar zieke baby niet kan betalen. Ik zal proberen uit te leggen waarom ik u deze brief in handen heb geduwd.
   Het begon allemaal met de envelop die vorige maand op de deurmat viel. Hij was aan mijn opa geadresseerd. Zelf krijg ik nooit post, behalve e-mails van Eline. Dat is mijn beste vriendin, maar we zien elkaar bijna nooit meer sinds ze bij het juniorpro¬gramma van het conservatorium in Rotterdam zit. Ze is alleen in het weekend terug in Den Haag en ook dan moet ze vier uur per dag studeren. Als ze piano speelt, lijkt ze heel iemand anders, veel ouder dan veertien. Dan wiegt ze haar lichaam heen en weer, haar handen vliegen op en neer. De noten buitelen en wervelen in het rond als confetti in de lucht. Ik wilde het ooit ook eens leren, maar Eline gaf het al na een half uur met me op.
   Zelf ben ik heel gewoon. Op school sta ik voor de meeste vakken net voldoende, ik heb een hekel aan sport en ben nergens goed in, behalve in het op één middag uitgeven van al mijn zakgeld. Het enige wat me bijzonder maakt, is dat mijn hele familie dood is en dat ik bij mijn opa woon.
   Opa heeft een biologisch restaurant aan de Laan van Meerdervoort. Het zit altijd vol, je kunt beter reserveren als je zeker wilt zijn van een tafeltje. We wonen boven het restaurant en mijn slaapkamer ruikt altijd naar eten. Als ik erover klaag, zegt opa dat ik het raam dicht moet doen of hem moet komen helpen in de keuken. Ik weet nog niet wat ik wil worden, maar in ieder geval geen kok. Van uien snijden gaan je ogen branden en aan het marineren van vlees heb ik een hekel, net of je een reuzenworm staat te masseren. Misschien wil ik model worden, of modeontwerpster. Ik wil een jurk voor Eline ontwerpen als ze over een paar jaar mag optreden in het Koninklijk Concertgebouw.
   Vorig jaar op de eerste dag in de brugklas - dezelfde dag dat Eline naar het conservatorium ging - zat ik naar de andere meisjes te kijken en vroeg me af wie mijn nieuwe vriendin zou worden. Er was een groepje giechelende blondines die aan elkaar klitten, er waren een paar punkmeiden met baggy broeken, er was een stuudje met een bril en een beugel, en er was een meisje met een paardenstaart zo lang dat ze erop kon zitten. In de pauze holde iedereen naar de aula om chips en cola te kopen. Ik had thuis boterhammen gesmeerd. De blonde meisjes staarden naar mijn Disneybroodtrommeltje en giechelden. Ik probeerde er stoer uit te zien en zei dat het in Australië juist hip was om een kinderachtig broodtrommeltje te hebben, en dat ik het kon weten omdat ik er jaren had gewoond. Dat snoerde ze de mond.
   Hoewel het doosje gewoon van de markt kwam, was het laatste van wat ik zei geen leugen. Ik heb met mijn vader en moeder in Sydney gewoond tot ik twee-en-een-half jaar was. Er is een foto van ons drieën op de veranda van een klein huis. Vorige week heb ik hem in de computer ingescand, want het is de enige foto die ik van ons samen heb. Er staat een jonge vrouw op die een baby vasthoudt en een lange man met zijn arm om haar schouders. Dat is mijn vader. Hij was opa en oma’s enige kind. Op zijn twintigste verjaardag vertrok hij met een rugzak op reis door Indonesië en Australië voordat hij aan de Technische Universiteit van Delft zou gaan studeren. Hij is nooit teruggekomen, want in de bus naar Sydney ontmoette hij een meisje, Kate. Zij was de schapenfokkerij van haar ouders ontvlucht en wilde journalist in de grote stad worden. Het liep anders - negen maanden later werd ik geboren. Mijn vader vond een baantje bij een elektronicawinkel. Hij probeerde een verblijfsvergunning te krijgen door met Kate te trouwen en hij kocht een oude gezinsauto.
   Toen het ongeluk gebeurde zat ik op de achterbank. Ik was zo klein dat ik niet werd geraakt door de stalen balken die de voorruit doorboorden toen we achterop een zwaarbeladen truck botsten. Ik was te jong om het me te herinneren, maar opa heeft het me verteld. Na het ongeluk kwam hij naar Sydney om me op te halen. Dat was de allereerste keer dat hij me zag.
   Mijn slaapkamer is dezelfde kamer waar mijn vader ooit met zijn treinen speelde, en waar hij ervan droomde de wereld rond te reizen. Oma toverde hem tot een meisjeskamer om. De roze vlinders die ze op de muur heeft geschilderd zitten er nog steeds. Op mijn bureau staat een foto van mijn vader tijdens zijn eindexamenfeest: een grijnzende jongen met net zulke krullen als opa. Over een paar jaar ben ik even oud als hij toen, raar om dat te bedenken. Over oma weet ik niet zoveel. Ze stierf aan longontsteking in het jaar dat ik bij hen kwam wonen. Van de begrafenis herinner ik me alleen dat ik naast een vrouw met een zwarte maillot zat. Er was een bloemenpatroon in geweven dat er zo zacht uitzag dat mijn vingers er steeds even aan wilden voelen.
   Ik vond de brief op een dinsdagmiddag toen ik uit school kwam. Ik raapte de post op - de meeste post die we krijgen zijn rekeningen voor het restaurant - en nam de envelop mee naar boven. Hij had een rood-blauw geblokte rand en een postzegel met een kangoeroe erop. In de linker bovenhoek stonden twee woorden in hoofdletters: ‘STRICTLY CONFIDENTIAL’.
   ‘Je hebt een brief uit Australië,’ zei ik toen opa van de markt kwam en hij me vroeg te helpen met uitladen.
   ‘Ik lees hem straks wel.’
   Samen droegen we de tassen met ingrediënten naar binnen. Ik nam de lichte tassen met de stinkkaas erin, hij de zware met de aardappelen.
   De envelop bleef twee dagen op opa’s bureau liggen. Op vrijdagavond, toen ik opa zover had gekregen dat ik niet in de keuken hoefde te helpen, zag ik dat hij was opengescheurd. De brief zat er nog in. Ik probeerde de uitgelopen inkt naast de postzegel te ontcijferen. De kangoeroe op de zegel was echt schattig, met een kleintje dat zijn kopje uit de buidel stak. Bij ons op school waren sweaters met een buidelzak helemaal hip, vooral die met een capuchon. De herfstvakantie was net begonnen, dus Eline en ik konden samen de stad in gaan. Ik wist zeker dat zij ook een kangoeroesweater zou willen als ik er een kocht.
   Ik plofte op de sofa neer met een zak spekkies en stemde de televisie af op mijn favoriete talentenjacht. Tijdens de reclameblokken riep de envelop me steeds terug naar opa’s bureau. Ik wilde me niet met zijn zaken bemoeien, echt niet. Maar ik wist gewoon dat het ook mijn zaken waren. Ik bedoel, we hadden toch geen kangoeroebiefstuk op het menu? Mijn vingers streken over de gerafelde bovenkant. Waar het papier was gescheurd, voelden de randen zacht als fluweel. Voor ik het wist, hield ik de brief in mijn handen en haastten mijn ogen zich over de zinnen. Het waren maar een paar regels tekst, die opa erover informeerden dat ene Ms Caitlin McCullough afgelopen februari op basis van goed gedrag was vrijgelaten. Hij was ondertekend door iemand van het Silverwater Women’s Correctional Centre in Sydney.
Opa had me nooit verteld dat hij criminelen kende! Natuurlijk vertelde hij me niet alles - ik wist bijvoorbeeld dat hij me niet wilde lastigvallen met zijn geldzorgen - maar ik begreep niet waarom hij me dit niet had verteld. Als ik een serieus geheim had, dan had ik het hem zeker verteld. Je moet nare geheimen niet voor jezelf houden.
Dat had ik in groep acht geleerd, toen Eline en ik een jongetje pestten en hem een tas vol snoep uit de supermarkt lieten stelen. Hij werd betrapt, en toen hij werd meegenomen naar het politiebureau huilde hij zo hard dat ik ervan moest overgeven, op de stoep. Ik heb niemand ooit verteld hoe gemeen we toen waren, maar ik word altijd weer misselijk als ik langs die supermarkt kom.
Ik las de brief drie keer over en stopte hem terug in de envelop. Ik sjeesde naar beneden. Het restaurant zat stampvol en het rook er alsof iedereen de wraps met stinkkaas had besteld. De student die opa op vrijdagen in de bediening hielp, sprong rond als een opgejaagde haas.
‘Zal ik helpen?’ vroeg ik aan opa toen ik de keuken insloop.
‘Ik dacht dat je tv wilde kijken.’
‘Ja, maar ik weet al wie er gaat winnen.’
Hij gaf me een kom room. ‘Roer dit maar om.’
‘Wie is Caitlin McCullough?’ vroeg ik.
‘Linksom roeren.’
‘Ik zag haar naam in jouw brief. Ik wilde hem niet lezen, maar hij viel eruit toen ik de postzegel wilde.’
‘Sinds wanneer ben jij geïnteresseerd in postzegels?’
‘Er zit een meisje in mijn klas die ze spaart. Ik dacht dat ze hem wel mocht hebben.’
‘Dat mag. En schiet op nu, er zitten gasten te wachten.’
Ik probeerde het nog een keer op zondagochtend, toen we aan de ontbijttafel zaten en ik twee sneetjes in het broodrooster deed. Iedere keer als ik de vraag wilde stellen, klikte mijn mond op slot. Hij ging alleen open toen opa me vroeg wat ik in de vakantie ging doen, toen ik zei dat Eline ook vrij had en dat we wilden gaan winkelen en dat de nieuwste Ice Age film draaide. Opa viste zijn beurs uit zijn broekzak en gaf me een tientje.
   ‘Trakteer haar maar op popcorn.’
   Ik wilde hem bedanken, maar in plaats daarvan flapte ik het eruit: ‘Waarom heb je die brief van de gevangenis gekregen? Ken je die vrouw?’
   Opa kneep zijn ogen tot spleetjes en keek van me weg. Hij bestudeerde de duiven die zich op de rand van het balkon in de zon zaten te warmen. De boterhammen sprongen uit het broodrooster, maar ik bewoog me niet. We zaten een hele tijd in een ijzige stilte.
   ‘Dat is de vrouw waar je vader mee trouwde,’ zei opa toen de kleinste duif met zijn vleugels flapperde en op de reling poepte.
   ‘Met mijn vader getrouwd? Bedoel je dat ze mijn moeder is?’
   ‘Als je het zo wilt uitdrukken.’
   ‘Maar ik dacht dat mijn moeder Kate heette! En dat ze dood was!’
   ‘Voor ons is ze dood,’ zei opa. De rimpels in zijn voorhoofd leken dieper dan eerst. Zijn vuist kneep de portemonnee bijna doormidden.
   ‘Maar als ze in de gevangenis zat, dan is ze toch niet dood?’
   ‘Voor ons wel. En hou er nu over op.’ Hij stond op, stampte de trap af en sloeg de voordeur zo hard dicht dat het belletje rinkelde. Ik rende naar de erker en zag hoe hij de stoep over beende, tot hij bij de groenteboer de hoek om sloeg. Er steeg een sliertje rook uit het broodrooster op.
   Ik draaide Eline’s nummer en riep: ‘Mijn moeder leeft nog!’ Ik hoefde de brief niet tevoorschijn te halen om Eline woord voor woord te kunnen vertellen wat erin stond. Ik hoorde pianoklanken tinkelen en zag voor me hoe ze op haar kruk zat en met haar vrije hand de toetsen aansloeg.
   Wat heeft ze gedaan?’ vroeg ze.
   ‘Weet ik niet. Maar ze leeft nog, en het is mijn moeder!’
   ‘Misschien heeft ze een bank beroofd. Net als Bonny en Clyde.’
   ‘Hou je kop,’ zei ik.
   ‘Ga je haar zoeken?’
   ‘Tuurlijk.’
   Het is jammer dat Eline pianiste wil worden, want als privédetective zou ze veel meer kunnen verdienen. Ze opperde het ene slimme idee na het andere, als een vulkaan die hete lava uitspuugt. Zelf kon ik helemaal niet nadenken. Het was alsof het nieuws nog steeds in mijn hoofd aan het uitdijen was en geen ruimte liet voor welke andere gedachte dan ook.
   ‘Ze woont vast nog in Sydney,’ zei Eline. ‘De grote stad is de beste plek om een huis te vinden. En een baan. Ze moet natuurlijk helemaal opnieuw beginnen.’
   ‘Maar Sydney is groot,’ zei ik.
   ‘Misschien hebben ze haar adres bij de gevangenis. We kunnen opbellen en het vragen.’
   Vanwege het tijdsverschil konden we het beste om vier uur ’s ochtends bellen. Eline stelde voor dat vanuit het schuurtje in hun achtertuin te doen. Ze noemt het nog steeds de schuur, hoewel haar moeder er twee jaar geleden een kantoor van heeft gemaakt voor haar werk als freelance consultant. Ik zou niet weten wat een freelance consultant precies doet, en Eline’s fiets staat in de regen weg te roesten, maar voor dit telefoontje was het perfect.
   Om drie uur in de ochtend was ik klaarwakker. Ik had gedroomd dat opa kangoeroebiefstuk op het menu wilde zetten en dat ik de kangoeroe met een lasso moest vangen. Ik tastte onder mijn kussen naar het verfrommelde stukje papier waar we mijn tekst op hadden uitgeschreven. Ik las de zinnen fluisterend op tot ik ze uit mijn hoofd kende. Om half vier glipte ik uit bed, kleedde me aan en sloop naar beneden. Ik sloot de voordeur zo zacht als ik kon en sjeesde naar Eline’s huis.
   ‘Zal ik het wel doen?’ vroeg ik toen we achter haar moeders bureau zaten. We hadden de lamellen gesloten zodat niemand het licht zou zien. Eline gaf me de hoorn van de telefoon en draaide het nummer.
   ‘Natuurlijk, idioot,’ zei ze.
   Het duurde eeuwen voor er iemand opnam, en het gesprek was bijna net zo snel voorbij als het begonnen was. Een donkere stem zei dat ze geen informatie mochten geven vanwege de privacyregels. Dat was tenminste wat ik verstond, de stem praatte met zo’n raar accent dat ik er ondertiteling bij nodig had.
   Eline draaide het nummer opnieuw.
   ‘Please, you don’t understand,’ zei ik toen dezelfde persoon opnam. ‘She is my mother. I have to find her.’
   ‘I am very sorry,’ zei de stem, langzamer dit keer, ‘But these are the rules.’
   We zochten de hele dag op het internet. Er waren tienduizend hits voor Caitlin McCullough, en voor Kate McCullough nog veel meer. Haar naam flikkerde op het scherm als de lampjes op een fruitautomaat.
   ‘Hoe weten we welke het is?’
   ‘Deze in ieder geval niet.’ Eline giechelde toen ze een van de links open klikte. Een dikke, zwarte vrouw lachte ons toe. ‘Dan zou je niet zo’n bleekscheet zijn.’
   ‘Ik ben niet bleek.’
   ‘Jawel. Net een pak melk.’
   Ik had zin om haar een stomp te geven.
   ‘Laten we het telefoonboek googelen,’ zei ze.
Het kostte ons twee nachten om iedereen in Sydney met de naam McCullough te bellen. De eerste paar gesprekken waren het moeilijkst. Ik voelde mijn wangen rood worden toen ik uitlegde waarom ik belde. Het standaardantwoord was dat ze haar niet kenden. Sommige mensen waren aardig en probeerden te helpen. Er was een vrouw die zei dat ze iemand kende die Colleen McCullough heette. Er was een man die een Cath McCullough kende. Mijn hart sloeg een slag over, maar het bleek zijn tante van tweeënnegentig te zijn.
   Eline geeuwde en viel achter het bureau in slaap. Ik ging door en belde nummers in Brisbane, Canberra en Melbourne, maar het leverde niets op. Niemand had ooit van Caitlin McCullough gehoord.
   Eline’s moeder kreeg de telefoonrekening een paar weken later. Eline hield haar mond dicht, maar haar moeder kon echt vervelend zijn. Uiteindelijk moest ze wel opbiechten dat we samen naar honderd vijftig telefoonnummers aan de andere kant van de wereld hadden gebeld. Toen ik thuiskwam en mijn fiets in de achtertuin op slot zette, bliepte mijn telefoon: Eline’s waarschuwingsberichtje. Heel even overwoog ik om terug de straat op te gaan en voorlopig niet meer thuis te komen, maar opa had me vanachter het raam al gezien. Ik kon beter doen of er niets aan de hand was.
   ‘Ik ben thuis,’ riep ik toen ik naar binnen ging.
   Opa zei er niks over. Hij zei helemaal niets. Hij antwoordde niet toen ik zei dat ik een zeven voor wiskunde had, en hij antwoordde niet toen ik aanbood in de keuken te helpen. Hij ging door met tafels dekken, wat eigenlijk mijn klusje is.
   ‘Zal ik de kaarsen aansteken?’ vroeg ik.
   ‘Ga naar boven en maak je huiswerk.’
   Hij riep me niet voor het avondeten, hoewel hij me gisteren had beloofd dat ik de nieuwe vega-nuggets mocht proberen. Ik lag op bed en at de reep die ik op school had gekocht. Ik luisterde muziek, en stuurde berichtjes naar Eline.
   Ik moet in slaap zijn gevallen, want toen ik wakker werd, was het al donker. Opa zat op de rand van mijn bed en streek door mijn haar.
   ‘Misschien ben je oud genoeg om het te weten,’ zei hij. ‘Je komt er toch wel achter. Kate heeft al die tijd in de gevangenis gezeten omdat ze een moord heeft gepleegd.’
   ‘Een moord?’ Ik was blij dat het donker was, omdat ik niet wist waar ik moest kijken. Mijn moeder, een moordenares?
   ‘Ze heeft mijn zoon vermoord, en mijn vrouw, en als jij aan de andere kant van de auto had gezeten, was je ook dood geweest. Ze heeft je bijna omgebracht, hoor je? Je eigen moeder.’
   ‘Maar ik dacht...’
   ‘Ik heb alleen jou nog.’ Opa’s haar leek heel wit in de streep licht die vanaf de gang de kamer in scheen. Een gele stip reflecteerde via zijn horloge op de muur. Ik volgde hem met mijn ogen.
   ‘Maar hoe...’
   ‘Ze was stoned. In de rechtbank zei ze dat ze dacht dat de auto zou opstijgen als ze maar hard genoeg op het gaspedaal drukte.’
   ‘Waarom was ze stoned?’
   ‘Ik weet het niet. Ze had problemen. Je vader werd wel verliefd op haar, maar eigenlijk kende hij haar helemaal niet.’
   ‘En oma? Zij had toch longontsteking? Dat was dan toch niet de schuld van Kate?’
   Ik hoorde hem een paar keer ademhalen voordat hij antwoordde: ‘Je oma zou geen longontsteking hebben gekregen als ze niet in het kanaal was gesprongen.’
   Beneden klonken schuifelende schoenzolen en het geluid van een rits die werd dichtgetrokken. Opa’s student riep: ‘Tot volgende week’. De voordeur tinkelde. Ik hoorde de klik van zijn fietsslot op straat.
   ‘Ik denk niet dat ik nog kan slapen,’ zei ik.
   ‘Ga dan maar over een baantje nadenken,’ zei opa. ‘Je moet die telefoonrekening zelf betalen. Neem maar een krantenwijk of zoiets. En hou op je moeder te zoeken. Ze is het niet waard.’
   Dat is heel wat om over na te denken, om de lange uren mee te vullen die ik als babysitter werk. Het betaalt maar vier euro per uur, maar het is leuk om in andere huizen rond te kijken. Sommige families hebben flatscreen televisies en spelcomputers.
   Mijn favoriete kindjes zijn de meisjes van twee straten verderop. Ze zijn vijf en zeven, en hun ouders zijn veel op reis. Ik moet ze iedere keer verhaaltjes voorlezen. Soms willen ze al voorgelezen worden als ik er net ben, als het nog niet eens bedtijd is. Ze hebben een houten poppenhuis met meubeltjes. Er woont een gezin van vier vilten popjes in. Soms kijk ik er alleen maar naar, maar gisteravond, toen de meiden al in bed lagen, nam ik de moeder en dochter in mijn handen. Hun identieke gezichtjes glimlachten naar me.
   ‘Geluksvogels,’ fluisterde ik toen ik ze terugzette in het huis, dicht naast elkaar op de minisofa.
   Als de meisjes in bed liggen probeer ik huiswerk te maken, maar ik moet de hele tijd aan-mijn moeder denken. Hoe ze eruit ziet, of ze nog altijd denkt dat auto’s kunnen vliegen, en of ze ooit wel eens aan haar dochtertje denkt - haar grote dochter die op de middelbare school zit. Ik weet zeker dat ze niet slecht is. Ik wil opa niet van streek maken, maar ik moet haar vinden. Eline zegt dat ik gewoon moet blijven zoeken.

Beste reiziger naar Australië, ik heb uw hulp nodig. Ik ben op zoek naar mijn moeder. Ze woont waarschijnlijk in Sydney, Canberra of een andere grote stad. Haar naam is Caitlin McCullough en ze is ongeveer vijfendertig jaar oud. Stuur me alstublieft een e-mail als u iemand met die naam tegenkomt. Alstublieft.


Dit verhaal is gepubliceerd in 2013 in nummer 8 van het tijdschrift Extaze. Annette van ‘t Hull werd daarmee de winnaar van de Nieuw Proza Prijs 2013.

Uit het juryrapport:
“Een verhaal dat vragen oproept, is vaak een goed verhaal. Dit geldt zeker ook voor het spannende verhaal ‘Beste reiziger’, dat op intrigerende wijze in het hoofd van de lezer doorgaat. Het enige wat vaststaat, is dat de moeder ooit is veroordeeld en langdurig heeft vastgezeten. Een familiegeheim wordt ontdekt en ontrafeld door de ogen van een pubermeisje. Er is geen afgeronde plot, alles in deze zoektocht naar een moeder blijft open. De briefvorm maakt het verhaal extra aantrekkelijk. Annette van ‘t Hull schrijft met een jeugdige eenvoud, in een levendige stijl, met verrassend korte dialoogjes en zelfreflecties.”


#AnnoAuteursVanNu
#Categorie1NederlandseSchrijvers
#Lesniveau*2***
#NieuwProzaPrijs

Annette van 't Hull
Lees voor 🔊
De mooiste verhalen uit Nederland en de wereld op je tablet, telefoon of notebook. Met dank aan de Nederlandse Taalunie.