BulkBoek BesteKorteVerhalen (dit is een pilot)
Bob den Uyl
Lees voor 🔊
     Bob den Uyl
     Met een voet in het graf


Iedere ochtend stapt de man naar buiten, of het moet wel erg slecht weer zijn. Hij draagt alle gereedschappen die hij denkt nodig te hebben onder zijn armen, soms moet hij weer naar binnen om nog meer te halen. In zijn kelder schijnt hij een grote hoeveelheid verf, plamuur, kalk en dergelijke zaken te hebben opgeslagen.
      Zijn huis heeft de dagelijkse opknapbeurt niet nodig, het staat toch al te blinken en te stralen in de vernielde omgeving. Het houtwerk is glanzend gelakt zonder een enkele oneffenheid, de voegen tussen de rode bakstenen heeft hij witgekalkt, zodat het sterk op een poppenhuis lijkt. Ik zou niet weten wat er nog aan gedaan moest worden, het is eigenlijk nu al belachelijk zoals dat huis eruitziet. Maar hij is vindingrijker dan ik.
      In het begin had ik voor me zelf uitgemaakt dat er in zijn bol iets losgeraakt was. Dat verwonderde me niet, het zal je maar gebeuren dat je je hele familie eigenhandig in de tuin moet begraven. Ik heb hetzelfde meegemaakt, maar misschien heb ik geestelijk meer veerkracht. Bovendien was mijn gezin kleiner.
      Ik schat hem op rond zestig. Hij is mijn naaste buur, ik heb zelden met hem gesproken. Zijn grimmige gezicht en afwerende houding hebben mijn plichtmatige pogingen tot toenadering doen stranden. Onze vrouwen spraken elkaar nog wel eens indertijd, hoewel dat ook niet uitkwam boven een buurvrouwenbabbeltje. Ik weet niets van hem en heb geen aanknopingspunten om zijn gedrag te verklaren. Je zou kunnen zeggen dat het voortkomt uit zijn verlangen de oude toestand te herstellen of, wat op hetzelfde neerkomt, de tegenwoordige toestand te verdringen. Hoe het ook zij, ik weet te weinig van dat soort dingen af om er iets verstandigs over te kunnen zeggen. Aan de andere kant zou ik het niet in mijn hoofd halen hem uit te lachen om zijn nutteloze werk. Wel spijt het mij dat ik met de enige mens die er, naast mij, in deze streek nog in leven is niet eens wat kan praten.
      Eerst trok ik me van zijn opknapperijen niet veel aan; zijn huis was inderdaad beschadigd, evenals het mijne trouwens, zodat er alle reden was tot herstel. Zelf ben ik er nooit aan begonnen, ik ben niet zo handig in die dingen en het leek me onder de omstandigheden ook weinig zin hebben; ik vond het maar beter een grote voedselvoorraad aan te leggen. Maandenlang heb ik in opgepikte auto's en vrachtwagens krattenvol voedsel in blik en allerlei dranken naar mijn kelder gesleept. Toen die op een smal looppad na vol was heb ik alles maar in de kamers neergezet. Zorgvuldig heb ik geprobeerd, aan de hand van lange lijsten, zoveel mogelijk afwisseling in de voorraad aan te brengen. Er is genoeg, de winkels en magazijnen liggen er open en stil bij. Misschien had ik al dat werk niet hoeven te doen, ik had elke dag op stap kunnen gaan om me een maaltje bijeen te garen. Maar het leek me beter alles bij de hand te hebben, je weet nooit wat er nog staat te gebeuren. Iedere dag maak ik nu een paar blikken open en zoek er een passende wijn bij. Op het ogenblik gaat het nog wel, maar ik kan me voorstellen dat dit ingeblikte eten op de lange duur gaat vervelen. Ook lijkt het me ongezond, al heb ik me gewapend met grote stopflessen vitaminepillen.
      Langzamerhand, na het vol raken van mijn huis, kreeg ik meer aandacht voor mijn omgeving en viel mij het dwangmatige in mijn buurmans inspanningen op. Het vreemde was dat ik mij er toen niet meer aan kon onttrekken. In plaats van er onverschillig langs te lopen, moest ik kijken en nauwgezet het werk volgen, raden welk onderdeel er nu aan de beurt zou komen, of de kleuren van de gebruikte verf grondig beoordelen. Ik sleepte er zelfs een stoel bij en zat de ene dag na de andere naar hem te kijken, mijn wacht alleen onderbrekend voor het klaarmaken van maaltijden, die ik dan weer buiten opat. Het bleek erg kalmerend te zijn zijn werkdrift gade te slaan, te constateren dat een bepaald gedeelte van zijn huis na een inspannende bewerking - hij moet een vakman zijn- er nog weer mooier en nieuwer uitzag dan voorheen.
      Achteraf bezien is het maar goed dat ik het nodige voedsel in huis heb gehaald en het niet heb laten aankomen op dagelijkse rooftochten. Ik dacht er goed afgekomen te zijn zonder geestelijk of lichamelijk letsel, maar op een dag, toen ik even de ruïnes van de stad was in geweest om te kijken of ik ergens nog wat flessen wijn van een bepaald merk kon vinden, knapte bij het betreden van mijn huis mijn linkervoet ineens van het been. Ik kon mij op mijn andere been nog juist staande houden, maar de flessen moest ik laten schieten, die vielen allemaal kapot. Hinkend bereikte ik een stoel en bekeek de beenstomp. De voet was net boven de enkel mooi glad afgebroken, het deed geen noemenswaardige pijn en er kwam ook geen bloed uit, alleen wat dun waterig vocht. De randen van de breuk waren gekleurd in gelige en groenige tinten, het uitpuilende merg duwde ik met mijn vingers wat terug. Ik zat mij af te vragen wat ik er aan zou moeten doen, maar al piekerende zag ik dat er zich al een vlies over de wond begon te vormen. Ik veronderstelde dat ik er niet lang last van zou hebben en dat kwam uit: de breuk is vlug en mooi geheeld, tegenwoordig kan ik zelfs op de stomp staan. Met een dikke stok als steun kan ik heel aardig lopen. Ik zal moeten afwachten of het verlies van die voet toeval is geweest, of dat er nog meer van zulke onprettige verrassingen zullen volgen.
      De voet heb ik nog opgehaald en in mijn kamer neergezet. Ik vond dat hij erbij hoorde, maar hij werd helemaal zwart en ging stinken, zodat ik hem heb moeten begraven. Een zekere treurigheid dringt zich onwillekeurig aan je op, als je zo iets aan het doen bent. Bang ben ik niet, er zijn in de loop der tijden zo geweldig veel mensen op een ellendige manier aan hun eind gekomen, dat angst voor je eigen dood iets aanmatigends krijgt. Toch, een begin van afkeer kan je niet onderdrukken. Toen ik toch aan het spitten was heb ik gelijk maar een heel graf gedolven, dan had ik dat vast. Pas toen ik klaar was drong het tot me door dat het werk overbodig was geweest: er zou niemand zijn om me er in te leggen. Op de buurman kon ik niet rekenen, die had zijn huis.
      Al kan ik mij nog redelijk voortbewegen, het is erg vermoeiend en ik beperk het zoveel mogelijk. Zo zit ik dan hele dagen voor mijn huis, in de gemakkelijke stoel, mijn stomp op een krukje, en bezie de gestage arbeid van de buurman. Ik ben hem erg gaan waarderen, goed beschouwd is dit beter dan het maken van een praatje. Veronderstel dat hij tijdens een gesprek een vervelende zeurkous zou blijken - statistisch bezien is die kans toch erg groot - dan zou mijn betrekkelijke rust verdwenen zijn.
      Deze morgen klom hij met een ladder op zijn dak en begon de dakpannen stuk voor stuk schoon te poetsen. Ik zat al een paar uur belangstellend te kijken voordat ik mij er op betrapte dat ik deze handeling met instemming bezag. Mijn aanvankelijk kritische houding was verdwenen, zonder het onder woorden te kunnen brengen vond ik zijn werkwijze blijk geven van een logische gedachtegang: die dakpannen waren behoorlijk stoffig en konden een schoonmaakbeurt best gebruiken.
      Over deze conclusie nadenkend schrok ik toch wel even; mijn vermogen om van deze waanzin afstand te nemen was duidelijk aan het verdwijnen.
      Ik zal nu, naast mijn lichaam, ook mijn geest in de gaten moeten houden. Hoewel, wat zal dat voor verschil maken. Toch is het, in het licht van deze ontwikkeling, nog de vraag of mijn buurman met zijn maniakale werklust wel zo slecht af is. Ik kon maar beter ook een bezigheid zoeken.

#AnnoDeTwintigsteEeuw
#Categorie1NederlandseSchrijvers
#Lesniveau**3**

Bob den Uyl
Lees voor 🔊
De mooiste verhalen uit Nederland en de wereld op je tablet, telefoon of notebook. Met dank aan de Nederlandse Taalunie.