BulkBoek BesteKorteVerhalen (dit is een pilot)
Felix Timmermans
Lees voor 🔊
     Felix Timmermans
     Onze Lieve Heer en de koei


Aan een weitje, dat met pinnekensdraad was afgezet, stond er op de weg sedert heel heel veel jaren een grote kruisenlieveheer. Hij was mansgroot en uit hout gesneden en wit geschilderd, met de nodige druppels bloed aan handen en voeten.
   En in dat weitje stond een koei. De koei van een arm keuterboerke. Ze stond er heel de zomer, en elke avond kwam het keuterboerke haar halen, melkte ze en zette ze op stal. En 's anderendaags, van in de vroegte, bracht hij ze terug naar het weitje. Dat ging zo dag in, dag uit, zowel 's zondags als in de week. De koei stond er zo heel der dagen heel alleen, zag dikwijls naar Onze Lieve Heer, maar die mens was niet aan te spreken. Die hong daar maar altijd aan zijn kruis, met de armen uiteen, de knieën vooruit en het hoofd met de doornenkroon, naar de borst gezonken. Wat kunt ge tegen zo iemand zeggen? En toch waren er mensen, boerenmensen, die er tegen spraken, al kregen ze ook geen antwoord. En dan was het altijd iets over hulp voor een ziek kind, verloren geld, zelfs over koeien, die niet konden kalveren.
   Nu, de koei had aan die kruisenlieveheer niets te vragen. Ze had een volle wei voor haar, 's avonds wierd ze weggehaald en 's morgens wierd ze teruggebracht. Zo ging de zomer voorbij, tot het koren wierd binnengehaald.
   En nu, op een zondag, als er aan die verre huizen muziek en gezang klonk, kwam het keuterboerke de koei niet halen. De koei was daar heel over verwonderd en zei:
   'Dat is nog nooit gebeurd. De zon is al onder. Ik moet gemolken worden en hij komt maar niet af: Zij wandelde over en weer, vol ongeduld, rekte haren kop over de pinnekensdraad en keek uit naar de verte. Geen keuterboerke te zien. De maan kwam op, nog niets.
   De koei dacht: hij is mij vergeten, en ze begon te roepen: 'Beu! beu!'
   't Baatte zoveel als plaasters op een houten been. 't Wierd donkerder of beter 't wierd lichter, door de maneschijn. De koei zag toen naar Onze Lieve Heer. De mensen vroegen altijd hulp aan Hem. Waarom kon de koei dat ook niet doen?
   'Zeg eens, Mens, die daar al zo lang aan dat hout hangt, kunt ge mij niet helpen met mij naar huis te doen?'
   De koei dacht natuurlijk dat hij niet zou antwoorden, zoals gewoonlijk bij de mensen.
   Maar zie, Onze Lieve Heer hief het hoofd op, deed zijn ogen open en sprak:
   'Zeker, goede koei, ik kan u helpen en u naar huis doen, maar wat zullen de mensen daarvan denken als ze mij zien?'
   'Ze zullen er niets van denken,' zei de koei, 'ze zullen toch verstaan dat ge daar uw heel leven niet kunt aanhangen zonder iets te doen. Ze zullen denken dat gij een keuterboerke zijt,'
   'Ja maar,' zei Onze Lieve Heer, 'zo in mijn bloot lijf, zo bijna helemaal bloot. Als ze mij zo moesten zien wandelen, het wastte mij nooit meer uit.'
   'Doe dan ginder die mussenschrik aan,' zei de koei.
   'Dat gaat ook niet,' zei Onze Lieve Heer, 'gij verstaat dat niet. De mensen, die in mij geloven zouden dat wel een wonder kunnen vinden. Tot daar. Maar die niet in mij geloven, die zoudt ge wat horen afdoen. Dat zou zijn van: In de dag kan hij aan zijn kruis hangen, maar 's nachts gaat hij gerust in de maneschijn op wandel. Ziet ge nu, beste koei, hoe moeilijk het is voor mij?'
   'Goed,' zei de koei, 'help mij dan niet. Maar volgens ik vernomen heb hangt ge daar toch enkel om de mensen en de dieren te helpen?'
   'Daar hebt ge gelijk in: zei Onze Lieve Heer verlegen. 'Maar verstaat ge dan niet dat een gekruiste Lieve Heer niet van zijn kruis kan komen? Ik hang hier niet om mee te lachen!'
   'Uitvluchten: zei de koei, 'voorwendsels! Waarom zou u dat niet staan? Een koei naar haar stal doen. Ge zijt toch ook maar van boerenafkomst. Uw moeder was toch maar een meiske van de blote buiten. Hoe heette dat dorp weer? En zijt ge vergeten dat gij toch ook maar in een stalleke geboren zijt, tussen os en ezel, en neergelegd in
een peerdenkribbeke op wat strooi?'
   'Dat is waar,' zei Onze Lieve Heer.
   Onze Lieve Heer wierd verlegen, en gaan stoefen dat hij van koninklijken bloede was, uit de stam van David, dat wou hij ook niet. Hij kon er moeilijk aan uit. Hij moest aan de koei toegeven.
   'Welaan dan!' zei Onze Lieve Heer, 'ik zal u helpen, en meer voor u doen dan dat ik ooitvoor een mens heb gedaan ... Spijtig dat het maneschijn is,' zuchtte hij nog.
   Er ging een huivering door Onze Lieve Heer zijn leden, hij kwam van zijn kruis en deed het hek open.
   'Kom, ik zal het u wijzen.' En hij nam een rijshout je, dat op de grond lag en lijk een echte koeier ging hij achter de koei en titste nu en dan met het stokje tegen haar poten. Onze Lieve Heer, van gewoonte aan het kruis te hangen, ging met zijn armen min of meer uiteen, en hij zakte wat door zijn knieën en zijn hoofd hing op zijn schouder. In een woord een kruislieveheer op wandel. Hij hoorde mensen aankomen.
   'Kom,' zei hij haastig tot de koei, 'laten wij ons verstoppen, want om genen waarom mogen ze mij zo zien.'
   Zij gingen zich verbergen achter een elzenkant. Die mensen waren twee boerenjongens, die van de kermis kwamen en vertelden hoe lustig zij zich geamuseerd hadden.
   Dan ging Onze Lieve Heer met de koei weer voort.
   'Ge brengt mij in moeilijkheden,' zei Onze Lieve Heer tot de koei.
   'Gij denkt te veel: zei de koei.
   Zij gingen voort en kwamen aan het huis van het keuterboerke. Die was ook naar de kermis geweest en had er zoveel van genoten dat hij zat was thuisgekomen en op de dorpel van zijn huis in slaap was gevallen. Daarom had hij de koei niet kunnen komen halen.
   Dat valt mee, dacht Onze Lieve Heer, dat hij slaapt.
   En hij duwde de stalpoort open om de koei binnen te laten. Door het gepiep van de staldeur wierd het keuterboerke wakker en zag daar een witte gedaante in de opening van de stal. Hij sprong recht: 'Dieven! Dieven!' riep hij en hij nam een dorsvlegel, die daar aan de muur hong en hij stormde op de witte gedaante af, die het nu ook op een lopen zette.
   'Dieft Dieft' riep het keuterboerke. 'Zie, hij is verkleed in Onze Lieve Heer,' riep hij, 'en hij doet ook alsof hij aan een kruis hangt. Ik zal hem leren Lieveheren!'
   Het keuterboerke versnelde zijn loop, zwaaide met zijn dorsvlegel en Krak! ging het door de dief. Op dezelfde ogenblik trok de maan rap een wolk voor haar gezicht, zodat het donker wierd en het boerke niets meer zag. Hij ging dan maar terug naar huis, waar hij tot zijn verbazing het koetje op stal vond.
   Een dief die een koetje terugbrengt bestaat toch niet, dacht hij in zijn eigen.
   Maar hij had te grote vaak om er op na te denken en ging dan maar slapen.
   Onze Lieve Heer zijn rechterarm was afgeslagen. En het duurde een hele tijd eer hij hem vond. Dan heeft hij hem opgeraapt en is langs omwegen, om niemand meer te ontmoeten, terug naar zijn kruis gegaan.
   Maar nog iets. Die twee boerenjongens van daarstraks, die hadden dat kruis gezien zonder Onze Lieve Heer erop, hadden danig verschoten en waren direct naar de pastoor gelopen, die natuurlijk allang in zijn bed lag. Zij belden dan aan de deur tot hij door 't venster kwam zien.
   'Wat is er te doen?' vroeg de pastoor.
   'Wel, de Lieve Heer van aan 't weitje hangt niet meer aan zijn kruis en is niet meer te zien.'
   En de pastoor antwoordde: 'Wel, die zal naar u aan 't zoeken zijn, omdat ge zo lang zijt uitgebleven. Slaap wel!'
   En hij deed zijn venster toe en ging weer slapen. Maar hij sliep niet.
   'Onze Lieve Heer is Onze Lieve Heer, daar moet naar gezocht worden.' En de pastoor kwam terug uit zijn bed. Maar als hij half uitgekleed was, zei hij: 'Die jongens zijn zat, die zullen scheel gezien hebben.' En hij ging weer te bed. Zo deed hij nog een keer of drie achtereen tot hij onrustig in slaap viel. Ondertussen was Onze Lieve Heer terug aan zijn kruis gekomen. Hij moest zichzelf nu terug gaan kruisigen. Dat was de eerste keer, dat hij zoiets moest doen. Want dat doen gewoonlijk de mensen. Nu stond hij zelf voor dit zware werk. En dan nog met de rechterarm af. Hoe die twee eindjes aan elkaar gebracht? Onze Lieve Heer probeerde op alle manieren. Want vergeet niet, het was toch maar een houten boerenlieveheer, een beetje onhandig in zijn manieren en zijn doen. Hij kon met die afgeslagen arm maar geen weg. En hij moest zich gaan haasten want de morgen kwam aan. De hanen zouden kunnen gaan kraaien. Want voor de hanekraai moest Onze Lieve Heer aan 't kruis hangen, zoals hij vroeger voor de hanekraai moest verraden worden. Tenslotte vond Onze Lieve Heer er niets anders op dan zijn afgeslagen arm eerst aan het kruis te hangen. Hijzelf geraakte er met een beetje moeite nu ook wel op, maar kon met zijn schouder de rechterarm niet bereiken, die daar slap en alleen omlaag bleef hangen. Daar was geen mouw aan te passen. Dan zo maar de morgen afgewacht. De eerste die kwam zien was de pastoor. Zijn geweten was niet gerust.
   'Praat, praat; zei hij, 'want zie hij hangt er nog. Maar zijn arm is afgeslagen. God weet hebben die jongens dat zelf niet gedaan in hun zattigheid.'
   Terwijl Mijnheer Pastoor daar stond kwam het keuterboerke de koei naar het weitje brengen. Ze bleven samen naar die afgeslagen arm staan zien. En 't keuterboerke vertelde hem zijn geval, dat hij een dief had gezien gekleed lijk Onze Lieve Heer, en hij hem een klop had gegeven, en dat het was lijk een boom die vaneen kraakte.
   'Gij hebt gisteren op de kermis ook wat te veel gedronken?' vroeg de pastoor.
   Het keuterboerke pruttelde tegen. De twee jonge mannen kwamen ook zien en waren nu weer verbaasd, dat Onze Lieve Heer toch aan 't kruis hing maar met een gebroken arm. Geen enkel der vier personen kon eraan uit, wat er eigenlijk gebeurd was. De koei alleen wist het, maar die was te dom om het voort te vertellen.
   Natuurlijk is die arm er weer zo goed mogelijk aangezet.
   In de stilte sprak de koei nu en dan tot Onze Lieve Heer over die avond. Maar Onze Lieve Heer antwoordde niet. Hij dacht in zijn eigen: zoiets lapt ge mij niet meer, koei, want ik heb voor u bijna zo veel angst uitgestaan als in 't hofke van Oliveten.

#AnnoGoudVanOud
#Categorie2VlaamseSchrijvers
#Lesniveau**3**

Felix Timmermans
Lees voor 🔊
De mooiste verhalen uit Nederland en de wereld op je tablet, telefoon of notebook. Met dank aan de Nederlandse Taalunie.