BulkBoek BesteKorteVerhalen (dit is een pilot)
Gerard Reve
Lees voor 🔊
     Gerard Reve 
     De avonden 
      (fragment)


‘Frits!" riep zijn moeder. ‘Ja, kalm aan,’ zei hij bij zichzelf. ‘Nog één keer roepen, dan kom ik.’ ‘Frits!" riep ze opnieuw. ‘Eigenlijk is nog een keer erbij wel het beste,’ mompelde hij. ‘Frits, kom eens hier,’ hoorde hij haar roepen. ‘Gesnoept heb ik niet,’ dacht hij, ‘dat weet ik haast wel zeker.’ Hij stond op, deed het licht uit en riep luid: ‘Een ogenblik. Ik kom.’ Hij trommelde zich op de borst, trok de buik in en ging naar de keuken.
   ‘Kijk,’ zei zijn moeder. Ze stond voor het gasstel en wees achter zich op het aanrecht. ‘Bedoel je die fles?’ vroeg hij. Er stond een fles met een donkerrode vloeistof. Op de hals zat een oranje capsule. Hij trad naderbij. ‘Wat is dat?’ vroeg hij. ‘Ik heb een fles wijn gekocht voor vanavond,’ antwoordde ze, een aantal oliebollen uit de braadpan wippend. ‘Dat is prachtig,’ zei Frits. Hij nam de fles bij de hals op. Er zat een blauw etiket op met een gele rand. ‘Bessen-appel,’ las hij zacht. ‘Bessen-appel,’ zei hij bij zichzelf, ‘bessen-appel. Help ons, eeuwige, onze God. Zie onze nood. Uit de diepten roepen wij tot u. Verschrikkelijk.’
   ‘Moeder,’ zei hij. ‘Ja, muis,’ antwoordde ze. ‘Moeder,’ zei hij, ‘het geeft niet, maar het is geen wijn.’ ‘Geen wijn?’ vroeg ze, zich omdraaiend. ‘Die man zegt: Appel-bessen, vruchtenwijn. Wijn, zegt die man.’ ‘Ja,’ dacht Frits, ‘die man zegt: Appel-bessen, wijn. Het is trouwens Bessen-appel. O, zie ons. Grijp in.’
   ‘Nee,’ zei hij, ‘wijn is het niet. Het staat er ook gewoon op. Bessen-appel. Bereid uit het sap van vers geplukte, eerste kwaliteit rode bessen en goudrenetten. Het is gewoon sap. Met suiker, mogen we hopen. Maar met wijn heeft het niets te maken.’
   ‘Laat eens kijken,’ zei ze en nam de fles van hem over. Ze tuurde op het etiket, keek daarna over haar bril heen en gaf de fles terug. ‘Ik zie niets,’ zei ze, ‘de bril is beslagen. Straks zal ik binnen wel eens kijken.’ ‘Je hoeft niet te kijken, het is geen wijn,’ zei Frits. ‘Laat het nou maar dicht,’ zei ze, ‘dan breng ik het
overmorgen wel terug.’ ‘Nou, dat is niet nodig,’ zei Frits, ‘het zal best smaken. Wat heb je betaald?’ ‘Die man zei: Appel-bessen,’ zei ze, ‘wijn.’ ‘Hoeveel kostte het?’ vroeg hij. ‘En die vrouw zei het ook,’ ging ze voort, ‘hij vroeg haar: heb je nog van die wijn staan? Ja, zegt ze, daar.’ ‘Hoeveel heb je betaald?’ vroeg hij.
‘Drie gulden tien,’ antwoordde ze, ‘daar was een kwartje bij voor de fles.’ ‘Het zal best smaken,’ zei Frits, ‘het maakt niet veel uit.’ ‘Nu is het ogenblik gekomen om te huilen,’ dacht hij. Zijn ogen werden vochtig.
   ‘Moeder,’ vroeg hij, van achteren een hand op haar schouder leggend, ‘ben je verdrietig? Zullen we samen huilen? Zullen we samen fijn zielig doen?’ Hij legde een ogenblik zijn gezicht tegen haar arm. ‘Zullen we even medelijden met onszelf hebben?’ vroeg hij. Bij de laatste twee woorden was zijn stem hees. ‘Die man zei —’ zei ze. ‘Nu weg, vluchten,’ dacht hij. ‘Voor het te laat is.’
   Hij snelde de keuken uit, sloot vlug, maar geluidloos de deur en trad zijn slaapkamer binnen. Na het licht te hebben aangestoken, ging hij voor zijn schrijftafel staan. ‘Gij, die de sterren houdt in het holle van uw hand,’ zei hij zacht, ‘ik weet, dat deze dingen door u gezien worden.’ Een traan verliet zijn rechterooghoek; bijna onmiddellijk kwam er ook een uit de linker. Hij boog zijn hoofd voorover, greep een blad papier van de hoek van de tafel, legde het voor zich neer en bracht zijn gezicht erboven. Het vocht verenigde zich op de rug van de neus en vloeide naar de punt. Een druppel viel op het papier. Hij ging zitten, proefde er met de tong van en veegde zijn gezicht droog met zijn zakdoek.
   ‘Dit is alle leed bijeengeveegd in een doos,’ zei hij zacht. Hij snoof met een snikkend geluid slijm in de neus op en leunde achterover. ‘Jij goede,’ mompelde hij, ‘wijn. Het was wijn, zei die man.’ ‘Dit is het verschrikkelijkst van alles wat gebeurt,’ zei hij bij zichzelf. ‘Het is als toen ik klein was. Ik weet het nog. Ze kocht voor ons tweeën twee hondekoppen, een soort toeters. Kleine hondekopjes van ijzer, met een gummibal eraan. Als je daarin kneep, was het iets als blaffen. De ene was verguld, de andere rood. Elk een. Maar de rode deed het niet. Dat bleek pas, toen ze thuiskwam en ze uitpakte, en het voordeed. Waarom sterft men dan niet? Ze liet ons erom loten. Joop kreeg de kapotte, zonder geluid. Maar met de andere kon ik niet gelukkig zijn.’ Hij schudde het hoofd en fronste de wenkbrauwen. ‘Iets duurs kopen,’ fluisterde hij, ‘dat thuis kapot of waardeloos blijkt. Erger leed bestaat niet. Het is erger dan alles wat er is. Het is zo erg, dat men er niet over kan praten. Ik beef. Ik ben in opwinding.’


Fragment (pagina 205-206) uit De Avonden, Uitg. Van Oorschot, 1947.
 Voorgelezen door Job Römer voor UitgelezenVerhalen.nl


#AnnoDeTwintigsteEeuw
#Categorie1NederlandseSchrijvers
#Lesniveau***4*

Gerard Reve
Lees voor 🔊
De mooiste verhalen uit Nederland en de wereld op je tablet, telefoon of notebook. Met dank aan de Nederlandse Taalunie.