Guy de Maupassant
Liefde
Het oude kasteel ligt op een zwaar beboste heuvel. Het sombere groen van hoge bomen sluit het geheel in, doch de lanen in het uitgestrekte park laten vergezichten zien, die zich openvouwen naar andere wouden, elders naar open velden.
Voor het terras is een gemetselde vijver, waarin een marmeren groep van vrouwenfiguren zich baadt. Er zijn nog andere vijvers, trapsgewijs dalen zij af naar de voet van de helling en het heldere water spat in ruisende watervalletjes van het ene bekken naar het andere.
Vanaf het gebouw, dat de allure bezit van een behaagzieke vrouw op jaren, tot aan de met schelpen ingelegde grotten, waarbinnen de liefdesverrukkingen van vervlogen eeuwen sluimeren, heeft het hele oude landgoed nog het aanzien behouden van de voorbije tijd met zijn heel aparte zeden en gewoonten, van hoffelijkheid en de kunst van het beminnen, van edele ridderschap en de speelse levensgenieting onzer grootmoeders. In een kleine Louis XVI-salon, waarvan het behang voorstellingen uitbeeldt van herders, die zich op galante wijze onderhouden met snoezige herderinnetjes, van schone dames in wijde hoepelrokken in het gezelschap van charmante heren met gefriseerde en bepoederde pruiken op, zit een stokoude vrouw. Zij ligt in een diepe leunstoel, de benige handjes hangen er aan weerskanten bij als de handen van een mummie. Haar vage blik verliest zich in vreemde verten, alsof zij in het park droombeelden uit haar jeugd zoekt en volgt. Nu en dan waait er door het open raam een koeltje, met de geur van gras en bloemen. Het doet de grijze haren om het voorhoofd bewegen.
Op een taboeretje naast haar zit een meisje met blonde lokken die op haar rug vallen. Zij borduurt een altaarkleedje en heeft dromerige ogen. Waar gaan haar gedachten boven die bezige vingertjes heen?
Daar beweegt de oude vrouw haar hoofd, zij wendt het naar het meisje en verzoekt knorrig: 'Berthe, lees mij eens wat voor uit de krant, zodat ik de wereldgebeurtenissen kan bijhouden.'
Het meisje legt haar handwerkje neer, pakt de krant en bladert erin.
'Er staat heel wat over politiek in, grootmoeder,’ zegt ze. 'Wil ik dat overslaan?'
'Natuurlijk kindje. Staan er geen liefdesgeschiedenissen in? De hoffelijkheid moet in Frankrijk uitgestorven zijn, want men hoort tegenwoordig niet meer van ontvoeringen en amoureuze perikelen.'
Het duurt een tijdje, voor het meisje iets gevonden heeft wat de grootmoeder waarschijnlijk wel genoegen zal doen.
'Hier, grootmoeder -- er staat Liefdesdrama boven!' Het gerimpelde gezichtje leeft helemaal op.
'Ja ja, -- lees me dat voor, kindje!'
En Berthe leest voor. Het is een verhaal, waarin vitriool voorkomt. Om zich te wreken, heeft een vrouw de minnares van haar man een fles vitriool in het gezicht gegooid. Behalve de ogen is er nog wel een en ander uitgebrand. En het gerechtshof heeft haar, onder luide toejuichingen van het publiek, onschuldig verklaard en vrijgesproken.
De oude vrouw is zeer onrustig geworden, ze schudt het hoofd in afschuw en maakt boze geluidjes en als het meisje zwijgt, roept zij: 'Verschrikkelijk! Eenvoudig affreus! Lees mij gauw wat anders voor!'
Na enig zoeken heeft ze iets gevonden, dat misschien geschikter is. Het heet: Een somber liefdesdrama en staat in de kolommen van het gerechtelijk nieuws. Een winkelmeisje, van rijpere leeftijd reeds, heeft zich gegeven aan een jonkman, maar toen zij ontdekte, dat hij nogal luchthartig was, heeft ze een revolver gepakt en nu blijft de ongelukkige voor zijn leven verminkt. De jury, die uit deugdzame lieden bestaat, heeft het toch voor de onwettige liefde opgenomen en het meisje in alle eer en deugd vrijgesproken.
Ditmaal is de grootmoeder oprecht en luid verontwaardigd. Met trillende stem roept zij uit: 'Maar zijn de mensen tegenwoordig dan helemaal gek? Wat bezielt jullie toch? Onze Lieve Heer heeft de mens de liefde geschonken om het leven prettig te maken en wij hebben er de galanterie aan toegevoegd om er een alleraangenaamste tijdpassering van te maken. Maar nu komen jullie met vitriool en revolvers aandragen! Ha, men voegt toch ook niet modder toe aan een fles edele Spaanse wijn?'
Berthe schijnt de verontwaardiging van haar grootmoeder niet te begrijpen. 'Maar grootmoeder, die vrouw was toch getrouwd en die andere bedroog haar toch met haar man! Zij moest zich toch wreken?'
De grootmoeder springt bijna overeind. 'Wat leert men jullie moderne meisjes toch?'
'Maar, grootmoeder,' dringt het meisje aan, 'het huwelijk is toch heilig?'
De oude vrouw zakt radeloos terug. Zij is tot in het diepst van haar wezen geschokt.
'Niet het huwelijk - maar de liefde is heilig!' zo poogt zij haar kleinkind te redden. 'Kindje, luister goed naar wat een oude vrouw je te zeggen heeft. Zij heeft drie generaties zien opgroeien en weet veel, heel veel af van de mannen en de vrouwen. Welnu: huwelijk en liefde hebben niets met elkaar te maken. Men trouwt teneinde een gezin te stichten en men sticht een gezin teneinde de samenleving in stand te houden. De samenleving kan nu eenmaal niet buiten het gezin en dus buiten het huwelijk. Beschouwen wij onze samenleving als een keten, dan is elk gezin daarvan een schakel. Wil men twee schakels met elkaar verbinden, dan zoekt men naar gelijksoortige metalen. Is dat duidelijk?’
‘Eh bien. Trouwt men, dan moet men dus iemand van dezelfde stand zoeken, geld bij geld kunnen voegen, tot hetzelfde ras behoren, hetzelfde nastreven en dat laatste is: rijkdom en kinderen telen. Trouwen doe je maar één keer, meisje, omdat de maatschappij dat zo wenst, maar liefhebben kun je wel twintigmaal in je leven, want dat is, wat de natuur van ons heeft gemaakt. Het huwelijk is een wet - de liefde een instinct, dat ons nu eens naar deze en dan naar gene drijft.’
‘Ah, men heeft de wet gemaakt om dat instinct te beperken. Maar instincten zijn altijd het sterkst en men doet er verstandig aan, er niet al te zeer tegenin te gaan, want van wie hebben wij de instincten ontvangen? Van God. En de wetten zijn maar mensenwerk, hoor. Wanneer men het leven niet een beetje kleuriger en fleuriger maakt met de liefde -- met zoveel mogelijk liefde, kindje, zoals men voor kinderen suiker in de bittere drankjes doet -- dan zou niemand het leven voor lief willen nemen.'
Verbijsterd slaat Berthe de grote ogen naar de oude vrouw op. 'Maar, grootmoeder, je kunt toch maar éénmaal in je leven echt liefhebben?'
De oude vrouw heft de bevende handen ten hemel, als wil zij de God der galanterie, die niet meer bestaat, nog aanroepen. Boos roept zij uit: 'Jullie van deze tijd zijn een stelletje burgerlijke, fantasieloze weekdieren! Sinds de revolutie is de wereld onherkenbaar. Jullie hebt voor de doodeenvoudigste zaken grote woorden uitgevonden en bij elke stap, die gezet moet worden, uitermate vermoeiende plichten ingesteld. Jullie gelooft in gelijkheid en in een eeuwigdurende liefde. Er worden verzen geschreven om jullie wijs te maken, dat er lieden van liefde gestorven zijn! Ha, in mijn tijd maakte men verzen teneinde de mannen te leren van alle vrouwen te houden en omgekeerd. En dat déden wij! Als we een edelman aardig vonden, dan stuurden we onze page naar hem. En ontstond er een nieuwe gril in het hart, dan hadden we niet veel tijd nodig om onze laatste minnaar de laan uit te sturen -- dat is te zeggen: als wij hem er ook maar niet bij hielden.'
Het oude gelaat straalt van begeestering. Een schalks lichtje speelt in de verwaterde ogen -- een sceptische schalksheid die de overtuiging in zich draagt, dat men uitzonderlijk is, een uitverkorene, voor wie de alledaagse meningen, overtuigingen en normen niet gelden.
Maar het meisje stamelt verslagen: 'Grootmoeder - hadden de vrouwen in uw tijd dan helemaal geen eergevoel?'
Op slag zijn begeestering en glimlach verdwenen. Bijtend roept de oude vrouw: 'Geen eergevoel? Omdat men beminde en ervoor durfde uit te komen, ja, zich er zelfs op beroemde? Maar, dwaas kind, als er onder ons, die tot de voornaamste vrouwen van Frankrijk behoorden, een zou zijn geweest die zonder minnaar bleef dan zou het hele hof haar hebben uitgelachen, bespot. Wenste men zo niet te leven, welnu: in de kloosters was plaats genoeg! Wat verwacht je eigenlijk, kind, dat de man met wie jij zult trouwen, zijn hele verdere leven alleen van jou zal houden? Ha! Al bezweert hij het je, dan zou hij jokken. Want het is een onmogelijkheid. Dat gaat tegen de mensenaard in, tegen zijn instinct!’
‘En trouwens: welk een dwaasheid., want het enige, wat in het leven de moeite waard is, is de liefde! Maar jullie -- jullie ziet dat niet in. Je hebt de liefde vertroebeld en bedorven, je hebt er iets plechtstatigs van gemaakt. Foei!’
Het meisje neemt de gerimpelde handen van de oude vrouw in haar eigen, bevende handen en zij fluistert dringend: ‘O, stil toch, grootmoeder -- ik bid u: houd op!’
En terwijl de tranen in haar ogen wellen, smeekt zij in stilte de hemel 0m een grote liefde, een liefde, die altijd zal duren - een liefde zoals de dichters van haar tijd het zo mooi kunnen bezingen. De oude vrouw kijkt een tijd op het blonde hoofdje neer, bukt zich dan en drukt er een kus op, terwijl zij zorgelijk mompelt:
'Pas alsjeblieft voor jezelf op, liefje -- als je aan zulke dwaasheden geloof hecht, zul je heel ongelukkig worden ... '
Jaids, 13 september 1880
Voorgelezen door Teuntje Post voor UitgelezenVerhalen.nl
Voorgelezen door Teuntje Post voor UitgelezenVerhalen.nl