[Een boertig ´flitsverhaal´, van een paar minuten, een genre dat Herman Pieter de Boer in Nederland introduceerde.]
Herman Pieter de Boer (1928-2014)
Herman Pieter de Boer (1928-2014)
De Appelenplukster
Hannelore had de hele morgen in haar eentje appelen staan plukken onder een saaie grijze hemel, toen opeens de zon kietelde. Dat leek haar een goed moment om uit te rusten. Ze daalde het laddertje af en gooide een laatste appel in de mand. Toen knoopte ze haar katoenen jakje los en liet het in het gras vallen. Ze had er niets onder.
'Mmm,' zuchtte ze, terwijl ze haar gezicht met gesloten ogen naar de zon hief en de armen boven haar hoofd strekte. Toen zette ze zich in het zachte hoge gras en keek om zich heen. De boomgaard was nu weelderig en loom. Hannelore vlijde zich achterover, schortte haar rok hoog op en voelde de warmte gloeien op haar blote huid. Even lag ze soezerig naar de krekels te luisteren, toen dommelde ze in. Ze had een kwartiertje liggen dromen, toen ze ontwaakte omdat het koeler werd op haar huid. Het was de schaduw van de marskramer, die haar stond te bekijken terwijl hij druk doende was zijn rugmand los te haken. Hij zag dat ze wakker werd en begon meteen geweldig te gapen. 'Wat heb ik een slaap,' geeuwde hij, 'mag ik hier ook even liggen?'
De kerel zag er allesbehalve slaperig uit! Hannelore keek hem met boze ogen aan en zei: 'Ga jij je smoesjes maar ergens anders verkopen.'
´Heu,' zei de marskramer teleurgesteld. Hij was amper weg of daar ritselden de grashalmen. Weer wat nieuws: daar had je de molenaarsknecht. Hij liep te hinken en trok gezichten.
'O, wat heb ik mijn voet gestoten aan een steen,' kermde hij, 'ik kan niet meer voort van de pijn. Mag ik hier even zitten?'
Maar Hannelore wist dat er in de boomgaard geen steen te bekennen was.
'Ga jij maar flink malen, vriend, dan gaat ´t het wel over.'
Vort, deed ze met haar hand. Mopperend ging hij terug naar de molen. Hij liep ineens weer gewoon.
'Mannen,' verzuchtte Hannelore.
Nu kwam er een soldaat aansjokken. Hij had zijn helm op zijn ransel gebonden en zijn halve kop zat in verband. Die kwam natuurlijk van het front. 'Allemachtig!' riep hij uit, toen hij Hannelore ontdekte. Hij stiefelde recht op haar af, smeet zijn geweer in het gras en bekeek haar met grote blauwe ogen.
'Een geschenk uit de hemel!' riep hij verheugd, terwijl hij zijn tuniek los begon te knopen. 'Wat een borsten, wat een heerlijke dijen! Wat een ogen, wat een mond om te zoenen! Jij bent wel de mooiste meid die ik ooit gezien heb!'
De soldaat liet zich in het gras vallen.
Hannelore vlijde zich willig tegen hem aan: eindelijk een man die wist hoe het hoort.
Uit ´De vrouw in het Maanlicht´(1073)
Voorgelezen voor Bulkboek door Theo Knippenberg
Voorgelezen voor Bulkboek door Theo Knippenberg