BulkBoek BesteKorteVerhalen (dit is een pilot)
Hans Andreus
Lees voor 🔊
[Een écht ‘Valentijn’-verliefdheidsverhaal . Eigenlijk een afgerond fragment uit de roman “Valentijn” uit 1960. Toen bestond Valentijnsdag trouwens nog niet in Nederland en België.]

     Hans Andreus (1926 – 1977)
     Valentijn 
        (fragment)

Buiten begon de avond te vallen. Carmen ontstak een hoge staande schemerlamp, dunne zwarte slang, geweldige ivoorkleurige kap, en nog twee kleine schemerlampjes half verborgen achter de planten. 
   'Niet koud?' vroeg Carmen. 
   'Helemaal niet,' zei Valentijn. 
   'Zelfs in de zomer is het hier koud maar ik heb er nu geen last van,' zei Carmen. 'Zeker de warmte nog van gisteren. ' 
   'Het was een magnifieke zomer,' zei Valentijn. Hij zweeg houdingloos en vervolgde: 'Over anderhalve maand is de zomer alweer voorbij.' Hij zweeg weer enkele ogenblikken en eindigde: 'Ik hoop dat het een magnifieke herfst wordt. ' 
   'Rode bladeren,' zei Carmen. 
   'Ja, en paddenstoelen,' zei Valentijn. 
   'Vergeet de bramen niet,' zei Carmen. 
   'Bramen,' zei Valentijn. 
   Waarom doe je niets? vroeg Valentijn aan zichzelf. Gisteren aan het strand was je niet zo sullig. En nu zit je met haar alleen in een kamer, alleen in haar huis, alle mogelijkheden hangen in de lucht, alle wegen liggen eventueel voor je open, en je doet niets, je bent een lafaard, je durft niet eens op te staan en haar op eenvoudige wijze te omarmen, erger: je durft niet eens je hand uit te steken om haar aan te raken, wat zit je hier nu verlamd, lam, bang lam tussen de madeliefjes, lammeling? 
   De zigeunermuziek speelde voort: de tweede zijde van een eindeloze langspeelplaat. 
   'Carmen;' zei Valentijn. 
   'Ja?'
   'Fijne muziek,' zei Valentijn. 
   'Mmmmm, , zei Carmen. 
   Houd ik van haar, ben ik verliefd op haar of is het alleen dat ik met haar naar dat brede bed wil, vroeg Valentijn zich af, met haar slapen wil wat op zichzelf natuurlijk natuurlijk is, dat is twee keer natuurlijk en dat klopt want wij zijn met zijn tweeën, maar misschien wil ze niet, hoewel je het sportief kunt opvatten, hoewel een meisje, een vrouw, ik weet het niet, denkt daar dikwijls anders over, ja, ik ben wel verliefd op haar en dat naar bed gaan, ach, er zijn andere dingen, voorlopig althans, wat glanst haar haar in het licht, haar mondhoeken zijn iets omgekruld, dat had ik nog nooit gezien, een spottende mond, niet zo erg spottend gelukkig, O, ik wou dat ik aan zee zat. De zigeunermuziek liep ten einde. Carmen stond op en vroeg: 
   'Wil je hier nog meer van horen?' 
   'Wat heb je dan nog?' vroeg Valentijn, hees zich onhandig overeind, voelde zijn benen beven, naderde Carmen, keek omlaag naar een paar platen die naast die pick-up op de zeemanskist lagen, sloeg aarzelend zijn arm om haar schouders, liet die arm daar als een vleesgeworden zeer onzeker vraagteken rusten, bleef naar de platen turen en zei met een lachwekkend klinkende lage stem: 
   'Carmen?' 
   'Ja?' zei Carmen weer. Haar stem was koel. Maar, begreep Valentijn, dat kon onder de omstandigheden niet anders: zij was die koelte aan haarzelf verplicht. En klonk onder die koelte haar liefelijke stem niet lieflijk, lieflijker dan ooit? En niet sussend nu, nee, zeker niet sussend. 
   'Carmen?' zei hij nogmaals. 
   Zij zweeg. Hij keek haar aan, zag in haar grijze ogen twee, drie, vier uitdrukkingen: een al dan niet gewilde kalmte, vermaaktheid, nieuwsgierigheid, verlegenheid, en hij kuste haar, langzaam en als peinzend, ofschoon zijn benen onder hem trilden. Hij zag haar ogen niet meer maar voelde hoe ze warm werden, warm naar hem keken vanachter gesloten oogleden en plotseling brak het vuur totaal in hem los, sloegen de vlammen hem uit, - het vuur van tussen borstbeen en middenrif en wellicht ook van de vele kruiden en specerijen in de maaltijd. Hij kuste haar mond, ogen, hals, haar, oor, zei: 'Carmencarmencarmen' en dacht, voor zover hij dacht: ik hou van haar, ik wil best met haar naar het brede bed, graag zelfs, maar ik hou van haar. 
   'Ik hou van je,' zei hij. 'Het is erger dan ik wist. Geen verliefdheid, erger.' 
   'Ik vond je meteen al aardig,' zei Carmen. 
   'Aardig!' zei Valentijn. 'Wat heeft dat er nu mee te maken?' 
   'Je moet nooit te gauw zeggen: ik hou van je,' zei Carmen. 
   'Waarom niet? Als je het toch voelt.' 
   Carmen keek onuitstaanbaar wijs. 
   'Een man in vuur,' zei ze wijs, 'heeft een machtige fantasie. ' 
   'Als ik in brand sta dan ben jij me nu aan het blussen,' zei Valentijn kwaad. 
   'Dan brand je niet zo hard.' 
   'O nee?' zei Valentijn en kuste haar opnieuw, hard. 
   'Aaah, een sterke man,' zei Carmen. 
   'Je maakt me hoe langer hoe bozer,' zei Valentijn. 
   Carmen kreeg een tamelijk domme lachbui. Valentijn keek haar woedend zwijgend aan. 
   'Neem me niet kwalijk,' zei ze. 'Ik kon het echt niet helpen. Het lijkt of ik heel rot doe, ik weet het, maar ik bedoel het niet zo. Echt niet. ' 
   Ze legde beide armen op zijn schouders, sloot de handen achter zijn nek. 
   'Sorry,' zei ze. 
   Ze was zeker zenuwachtig, dacht Valentijn, geen schande, net als ik, - en met stijgend zelfvertrouwen kuste hij haar weer, voelde haar lippen warm, vochtig, open - veilig signaal -, streelde haar rug en later voorzichtig, voorzichtig, haar borsten, eerst door het zwarte truitje heen, daarna voorzichtig, voorzichtig, met klimmende, dalende vingers, ónder het zwarte truitje; - haar lichaam ontspande zich, werd zwaarder, kroop als met een eigen wil naar hem toe, tegen hem op. 
   'En toch hou ik van je,' zei Valentijn. 'Hou je van me?' 
   Carmen hoorde nauwelijks wat hij zei, keek hem enigszins verdwaasd vanonder lage oogleden aan, glimlachte, antwoordde:
   'Ja, Valentijn. Ja, heus, Valentijn. Ja, Valentijn.' 
   Zij sprak heel zacht, met een lieflijke stem als een viool, geen zigeunerviool maar een oude viola d'amora, instrument van echo's in echo's dat zelfs na de laatste noot nog voortspeelt. 
   'Kom Carmen, lieve Carmen, kom,' zei Valentijn.
   Half kussend, half struikelend, onderweg verward rakend in het visnetgordijn, bewogen ze zich naar de middenkamer. Het bed stond er preuts en vrolijk met zijn groene gestikte deken vol gele en lichtblauwe bloemen, alpenweide in het schemerlicht dat uit de achterkamer naar binnen waasde. Ze vielen op het bed neer; - bevend en met vijftig haastige onhandige vingers kleedde Valentijn Carmen uit, zichzelf uit; ze had mooie kleine borsten, zag Valentijn, brutaal als kwajongens met brutale neuzen, ze had een prachtig tenger vol soepel stil levendig mooi kleindierachtig nimfelijk vrouwelijk vrouwelijk lichaam ... 


#AnnoDeTwintigsteEeuw
#Categorie1NederlandseSchrijvers
#Lesniveau**3**

Hans Andreus
Lees voor 🔊
De mooiste verhalen uit Nederland en de wereld op je tablet, telefoon of notebook. Met dank aan de Nederlandse Taalunie.