BulkBoek BesteKorteVerhalen (dit is een pilot)
Isaac Babel
Lees voor 🔊
[Een van de beroemdste en meest aangrijpende verhalen van ‘oorlogscorrespondent’ Isaak Babel.]

   
  Isaak Babel (1894-1941)
      Zout


Geachte kameraad redacteur. Ik wil U een paar dingen schrijven over politiek achterop gebleven vrouwen die ons schade berokkenen. Ik hoop dat U op Uw rondreis langs de fronten van de burgeroorlog, waarover U aantekeningen wilde maken, het godverlaten stationnetje Fastow niet links hebt laten liggen, dat in blauwe verten mijlen ver uit de bewoonde wereld ligt en waar ik natuurlijk geweest ben, eigen gebrouwd bier heb gedronken, mijn snor heb bevochtigd, maar mijn dorst niet heb gelest. Over bovengenoemd stationnetje zou men een heleboel kunnen vertellen, maar laat ik het liever recht op de man af op onze simpele manier uitdrukken: God's slijk moet je laten rusten. Daarom zal ik U alleen dat beschrijven, wat ik met mijn eigen ogen heb gezien. 
   Het was zeven dagen geleden, in een van die verrukkelijke stille nachten, dat onze alom gerespecteerde trein van het Bereden Leger, stampvol soldaten, aan dat stationnetje stopte. We popelden van verlangen om ons steentje bij te dragen aan de algemene zaak en reisden in de richting van Berditsjew. Maar toen kregen we in de gaten dat onze trein maar niet van zijn plaats kwam, onze Gawrilka gaf geen stoom en de manschappen begonnen onrustig te worden en onder elkaar te smoezen - waarvoor moest hier nou gestopt worden? Nou, dit oponthoud bleek voor de algemene zaak dan ook van kolossale betekenis te zijn, vanwege het feit dat de hamsteraars, die boosaardige vijanden, waaronder zich ook een ontelbare macht vrouwvolk bevond, op een brutale manier met de spoorwegautoriteiten omsprongen. Ze deinsden er niet voor terug zich aan de ijzeren stangen van de wagons vast te klampen, die gemene vijanden, renden over de ijzeren daken, krioelden overal rond, brachten alles in rep en roer en stuk voor stuk sleepten die lui een zak met het veelbesproken zout mee, van wel een kilo of tachtig. Maar de triomf van het hamsteraars-kapitalisme was niet van lange duur. Door het initiatief van onze manschappen die uit de wagons klommen, kreeg de onder de voet gelopen spoorwegautoriteit de kans wat op adem te komen. Alleen het vrouwelijke geslacht was met zijn knapzakken nog in de buurt blijven rondhangen. Uit medelijden maakten de mannen voor sommige vrouwen een plaatsje in de goederenwagens vrij, maar anderen mochten niet mee. Zo waren er ook in onze wagen van het tweede peleton twee meisjes terechtgekomen en toen de eerste bel geluid had, trad nog een flink uit de kluiten gewassen vrouw met een kind op de arm op ons toe en zei: 
   'Ach beste kozakken, laat me er toch in, O, wat ik al niet heb moeten verduren, die hele oorlog door alsmaar met de baby op m'n arm, op ieder station weer hetzelfde liedje en nou wou ik zo graag mijn man weer eens zien, alleen die spoorwegen geven je gewoon de kans niet, maar zeggen jullie nou eens, kozakken, heb ik het voor jullie niet verdiend?' 
   'Laten we afspreken, vrouw', zeg ik tegen haar, 'dat je voor lief zult moeten nemen, wat het peloton over je beslist.' 
   En, mij tot de manschappen wendend, leg ik ze uit dat die flink uit de kluiten gewassen vrouw op een afgesproken plaats naar haar man toe wou en dat ze ook zowaar nog een kind bij zich heeft en wat denken jullie, jongens, zullen we haar meenemen of niet? 
   'Meenemen!' schreeuwen de jongens, 'na ons zal ze in d'r eigen man geen trek meer hebben .. .' 
   'Nee', zeg ik zo beleefd als ik kan tegen de manschappen, 'alles goed en wel, mannen, maar daar moet ik me toch over verbazen, zo'n geil geklets van jullie aan te horen; denk eens aan jullie eigen leven, mannen en hoe jullie zelf kinderen zijn geweest thuis bij je moeder, nou dan, jullie begrijpen daarom wel dat zo'n taal niet door de beugel kan .. .' 
   En toen de kozakken onder elkaar hadden vastgesteld dat die Balmasjew, dat ben ik, overtuigend gesproken had, vonden ze het eindelijk goed dat die vrouw meereisde en ze klom dankbaar naar binnen. Ze waren allemaal door de waarheid van mijn woorden zo van de kook geraakt, dat ze zich uitsloofden het haar zo gemakkelijk mogelijk te maken met woorden als: 
   'Ga maar zitten, vrouw, daar in die hoek, wieg jij je kindje maar, net als iedere moeder doet, geen mens zal een vinger naar je uitsteken, en als je straks, door niemand lastiggevallen, bij je man komt, zoals je zo graag wilt, dan rekenen we erop dat je je geweten zult laten spreken en een nieuwe generatie in de wereld zult brengen om ons af te lossen, want wij ouwe knarren takelen al behoorlijk af en het jonge goedje is ver te zoeken. Wij hebben ellende genoeg meegemaakt, vrouw, in actieve dienst zowel als daarbuiten, van de honger hebben we kromgelegen, de kou heeft ons gebrandmerkt. Blijf jij daar maar lekker zitten, vrouw, en maak je nergens zorgen om .. .' 
   En toen de stations bel voor de derde maal geslagen had, zette de trein zich in beweging. Een fijn nachtje was het dat zijn tentkleed over ons uitspreidde. En aan het tentdoek hingen de oliepitjes van de sterren. En de gedachten van de manschappen gingen uit naar de nachten van de Koeban en naar de groene Koebanse ster. En de herinnering fladderde als een vogel voorbij. En de wielen ratelden van tra-ta-ta, tra-ta-ta ... 
   Na verloop van enige tijd, toen de nacht van zijn post werd afgelost en rode tamboeren op hun rode trommels het reveil begonnen te roffelen, kwamen de kozakken naar me toe, omdat ze zagen dat ik geen oog dicht deed en me van ergernis gewoon zat op te vreten. 
   'Balmasjew', zeggen de kozakken tegen me, 'waarvoor zit je je zo op te vreten en doe je geen oog dicht?' 
   'Met alle achting en eerbied voor jullie, mannen, en jullie moeten het me maar niet kwalijk nemen, maar ik moet even een paar woordjes met die burgeres daar wisselen .. .' 
   En bevend over mijn hele lichaam sta ik van mijn ligplaats op, waar de slaap van was weggevlucht als een wolf voor een pak woeste honden, en treed op haar toe en neem haar het kind uit de armen en scheur er de luiers en doeken af en haal vanonder die luiers en doeken een baaltje van een kilo of zestien zout voor de dag ... 
   'Een hoogst opmerkelijk kind, kameraden, dat niet aan de tiet wil, niet in z'n luiers plast en de mensen niet uit de slaap houdt...' 
   'Vergeef het me maar, beste kozakken', mengt de vrouw zich doodgemoedereerd in het gesprek. 'Niet ik heb jullie zand in de ogen gestrooid, het is al die narigheid van me die jullie bedrogen heeft .. .' 
   'Balmasjew vergeeft je al die narigheid', antwoord ik de vrouw, 'daar draait Balrnasjew zijn hand niet voor om. Balmasjew verkoopt voor dezelfde prijs als waartegen hij gekocht heeft. Maar kijk eens naar de kozakken, vrouw, die je op een voetstuk hebben geplaatst als een arbeidende moeder in de Republiek. Kijk eens naar die twee meisjes daar, die nou liggen te huilen om wat ze vannacht van ons te verduren hebben gehad. Kijk eens naar onze vrouwen op de akkers en graanvelden van de Koeban die zonder man hun laatste krachten uitputten, en dan naar hun mannen hier, die al net zo eenzaam zijn en in hun bittere noodzaak de meisjes verkrachten die ze in hun leven tegenkomen ... Alleen, aan jou hebben ze zich niet vergrepen, al ben jij, rotwijf, er eigenlijk eentje die het dubbel en dwars verdient. Kijk eens naar Rusland, dat stikt van de ellende ... ' 
   En zij antwoordt mij: 
   'Mijn zout ben ik kwijt en daarom ben ik niet bang om je de waarheid te zeggen. Rusland lappen jullie aan je laars, het enige waar het jullie om gaat is het hachie van die rot joden Lenin en Trotski te redden ... ' 
   'Over joden hebben we het nou niet, jij stuk venijn. Joden zijn hierbij niet in het geding. En verder wil ik over Lenin niks zeggen, maar Trotski is de roekeloze zoon van de gouverneur van Tambow en heeft zich, al is-ie van een andere stand, helemaal voor de arbeiders- klasse ingezet. Als dwangarbeiders, zo ploeteren en zwoegen ze, Lenin en Trotski, om ons de weg van het vrije leven op te krijgen, terwijl jij, ellendig wijf, nog veel meer van een contra-revolutionair weg hebt dan de witte generaal die ons op zijn kostbare paard met zijn vlijmscherpe sabel bedreigt ... Die generaal kun je tenminste overal, waar je hem tegenkomt, duidelijk herkennen, en de arbeiders kunnen ervan dromen hem een kopje kleiner te maken, maar jij, verraderlijke burgeres, jij met je interessante kindertjes die niks te eten vragen en nooit op de pot moeten - jou kunnen we niet zien, zoals we een vlo niet kunnen zien, en dat bijt en bijt en bijt maar. . .' 
   En goed, ik moet bekennen dat ik die burgeres uit de rijdende trein heb gegooid, op de spoordijk, maar grofgebouwd als ze was, bleef ze alleen maar even zitten, sloeg toen het zand van haar rokken en ging verder op haar liederlijke weg. En toen ik die onverwoestbare vrouw zag en het onbeschrijfelijke Rusland met zijn boerenakkers zonder koren erop en die onteerde meisjes en de kameraden, waarvan er velen naar het front gaan en maar weinigen terugkeren - toen wilde ik uit de wagen springen om zelf mijn nek te breken of haar een kopje kleiner te maken. Maar de kozakken waren met me begaan en zeiden tegen me: 
   'Geef er haar toch een met je geweer.' 
   En ik nam mijn trouwe geweer van de wand en zo heb ik de schande uitgewist van het gelaat van de aarde en van de Republiek der arbeiders. 
   En wij, mannen van het Tweede Peleton, wij zweren U, dierbare kameraad en redacteur, en ook U, dierbare kameraden leden van de redactie, dat wij geen pardon zullen kennen voor al die verraders die ons in de afgrond willen sleuren, die de stroom terug willen laten lopen en Rusland willen bedekken met lijken en dood gras. 

Aldus uit naam van alle manschappen van het Tweede Peleton, 
NIKITA BALMASJEW, soldaat van de Revolutie 


vertaling: Charles B. Timmer


#AnnoGoudVanOud
#Categorie6RussischeSchrijvers
#Lesniveau***4*

Isaac Babel
Lees voor 🔊
De mooiste verhalen uit Nederland en de wereld op je tablet, telefoon of notebook. Met dank aan de Nederlandse Taalunie.