Jan Jacob Slauerhoff (1898 –1936), auteursnaam J. Slauerhoff, was een van de belangrijkste Nederlandse dichters en romanschrijvers in de eerste helft van de vorige eeuw.
Slauerhoff werkte als scheepsarts, vooral voor rederijen die op het Verre Oosten voeren, naar Java en China en Japan. Vooral de Chinese cultuur inspireerde hem. Gedichtenbundels als Yoeng poe tsjoeng, romans als Het verboden rijk (1932) en Het leven op aarde (1934) en verhalenbundels als Het lente-eiland (Kau-Lung-Seu) en Schuim en asch (1930) zijn de weerslag daarvan.
Slauerhoff stierf jong, kort na zijn 38e verjaardag en drie maanden na de publicatie van zijn laatste dichtbundel, Een eerlijk zeemansgraf.
Hij liet een indrukwekkend oeuvre na. In zo’n vijftien jaar tijd schreef hij drie romans, vijfentwintig verhalen en in totaal vijfhonderd gedichten. Zijn erfenis bestond behalve uit een som geld en zijn bibliotheek uit een zeemanskist vol manuscripten, brieven en aantekeningen.
In die kist zaten ook tientallen foto’s van meisjes en vrouwen van wie de namen niet bekend zijn. Slauerhoff had in zijn korte leven veel liefdesverhoudingen. Eén keer trouwde hij, maar het huwelijk hield geen stand. Een volgende verloving werd verbroken toen het woord ‘huwelijk’ viel. Hij wilde en kon zich niet binden. Tijdens zijn reizen had Slauerhoff allerlei kortstondige avonturen, aan boord of elders. Als dat een zoektocht was naar die éne vrouw, de ware liefde, dan heeft hij dat meesterlijk beschreven in het hier opgenomen verhaal “Larrios”.