Jan Arends
Hij dacht, als je vijfenveertig bent
Hij dacht,
als je vijfenveertig bent hoor je toch getrouwd te zijn. Als je dan nog niet
getrouwd bent komt er niets meer van.
Toen was hij in bed met de hele wereld, met alle
mensen. Maar het was wel een bedompte ruimte. Het rook naar ontlasting en de
lakens van het bed waren zo groezelig.
Hij lag naast zijn vrouw. Maar die was helemaal
aangekleed, met een blauw mantelpakje. Hij drukte zich tegen haar rug zodat
haar billen in zijn schoot waren. Het was wel een fijne vrouw. Een beetje dik,
maar dat vond hij juist goed. Ze moest zich wel uitkleden, anders was hij nog
niet getrouwd. Als ik nu getrouwd ben, dacht hij, is alles toch nog in orde
gekomen. Het had wel lang geduurd. Toen hij zestien was had zijn tante al
gevraagd waarom hij geen werk van een meisje maakte. Dat deden immers alle
jongens van zijn leeftijd. Daar had hij maar geen antwoord op gegeven, want dan
had hij immers de andere dingen ook moeten vertellen, en zulke dingen vertel je
niet. Dat zou onbehoorlijk zijn, of wat nog erger was, gek.
Zijn vrouw had haar hoofd omgedraaid, en ze keek hem
nu aan. Ze had een lief gezicht. Het leek wel of zij zich ergens voor schaamde.
Ze zei: ‘Je moet weten dat ik twee baarmoeders heb.’ Dat was het dus. Ze had
twee baarmoeders en daarom lag ze bij hem. Het kon ook niet anders. Waarom zou
een vrouw bij hem liggen als alles goed was.
‘Ik kan er niets aan doen,' zei de vrouw weer. ‘Het is
mijn schuld niet. Het komt omdat ik geopereerd ben. De dokters zeggen dat ik er
niets aan kan doen.’
Hij dacht, de dokters kunnen zoveel zeggen. En wie
bewijst dat ze het echt gezegd hebben? Ik ben toch niet verplicht met een vrouw
getrouwd te zijn die twee baarmoeders heeft.
Aan de andere kant moest hij ook niet te lastig zijn.
Als je vijfenveertig bent kun je niet verwachten een
vrouw te krijgen die helemaal goed is. En er zijn zoveel andere dingen, als
samen eten en drinken. Bovendien lag hij nu met haar in bed. Het was dus ook
een beetje zijn schuld. Als hij nu niet wilde zou het zijn alsof hij haar
verstootte om haar gebrek. Dat voelde zij zeker ook zo want zij lachte, een
beetje bang, eigenlijk onderdanig. Het was toch jammer van die baarmoeders. Ze
was helemaal de vrouw waarvan hij altijd zo wonderbaarlijk gedroomd had dat het
zijn hele leven bepaald had. Zelfs de stof van haar blauwe mantelpak klopte met
de werkelijkheid. Maar hij zag die twee baarmoeders zo duidelijk voor zich. Het
was als een schilderij van Picasso. Gek dat de mensen dat mooi vinden. Het is
zeer afstotelijk.
Uit: Ik had een strohoed en een wandelstok, 1974, De Bezige Bij.