BulkBoek BesteKorteVerhalen (dit is een pilot)
Kate Chopin
Lees voor 🔊
[Een van de beroemdste verhalen over racisme. Een belangrijk thema in de rassendiscriminatie was - en is - "passing", je voordoen als bijvoorbeeld blank terwijl je van gemengde origine bent. Kate Chopin, die zelf 'halfbloed' kinderen had, geeft daar in dit sublieme verhaal een extra draai aan.]

     Kate Chopin (1850 – 1904)
     Désirée's Baby


Omdat het mooi weer was reed mevrouw Valmondé naar L'Abri om Désirée en haar kindje te bezoeken. 
   Ze moest lachen bij de gedachte aan Désirée met een kind. Het leek bijna gisteren dat Désirée zelf niet veel meer dan een baby was: toen Monsieur haar slapend had gevonden in de schaduw van een grote, stenen pilaar toen hij door de poort van Valmondé was gereden. 
   De kleine werd in zijn armen wakker en begon om 'Dada' te huilen. Veel meer kon ze niet doen of zeggen. Sommige mensen dachten dat ze uit eigen beweging hierheen was gekomen, want ze kon al wat dribbelen. De meesten echter waren het er over eens, dat ze met opzet was achtergelaten door een stel zwervers uit Texas, die met hun huifkar, laat in de dag, op het veer bij Cotton Mais, vlak achter de plantage, waren overgestoken. In die dagen had Madame Valmondé iedere veronderstelling achterwege gelaten, behalve de gedachte dat Désirée haar was gezonden door een weldoende Voorzienigheid om het kind van haar genegenheid te worden, omdat ze geen kind van haar eigen bloed had. Het kind groeide mooi en vriendelijk op, lieftallig en ernstig - de afgodin van Valmondé. 
   Het was niet te verwonderen dat Armand Aubigny verliefd op haar was geworden, toen hij op een dag voorbij kwam rijden en zij tegen de stenen pilaar had gestaan, in welks schaduw ze achttien jaar geleden had liggen slapen. Op die manier werden alle Aubigny's verliefd, als getroffen door een pistoolschot. Het vreemde was dat hij niet eerder van haar was gaan houden; want hij had haar gekend sinds zijn vader hem uit Parijs thuis had gebracht, als een jongen van acht jaar, nadat zijn moeder daar was gestorven. De hartstocht die in hem geboren werd op de dag dat hij haar bij de poort zag staan, groeide als een lawine of een prairiebrand of als ieder verschijnsel dat alle obstakels overweldigt. Monsieur Valmondé werd praktisch en wilde dat de zaken goed overdacht werden; dat wil zeggen, de duistere afkomst van het meisje. Armand keek haar in de ogen en niets kon hem meer schelen. Men herinnerde hem eraan dat ze geen naam had. Wat deed een naam ertoe als hij haar een van de oudste en meest trotse in Louisiana kon geven? Hij bestelde de uitzet in Parijs en wist met moeite zijn onrust te beheersen tot alles was aangekomen. Madame Valmondé had Désirée en het kind in geen vier weken gezien. Toen ze L'Abri bereikte huiverde ze zoals altijd. Het huis bood een melancholieke aanblik. Het had vele jaren de zachte aanwezigheid van een meesteres gemist, want Monsieur Aubigny was in Frankrijk getrouwd en had zijn vrouw daar ook begraven, aangezien zij te veel van haar eigen land had gehouden om het ooit te verlaten. Het dak was steil en zwart als een monnikspij en overdekte de brede galerijen die rond het geel gekalkte huis liepen. Grote, ernstige eiken groeiden dicht in de nabijheid en hun dikbladerige, verreikende takken overschaduwden het als een lijkkleed. En ook de jonge Aubigny regeerde streng en onder hem hadden zijn negers vergeten vrolijk te zijn, in tegenstelling tot hun gedrag tijdens het leven van de vergevensgezinde en gemakkelijke oude meester. 
De jonge moeder was langzaam herstellende en lag languit, in haar japon van zachte witte mousseline en kant, op een rustbank. De baby lag naast haar, op haar arm, waar hij aan haar borst in slaap was gevallen. De geelgekleurde min zat hij het raam en waaide zich koelte toe. 
   Madame Valmondé boog zich over Désirée en kuste haar. Toen wendde ze zich tot het kind. 
   'Dat is toch de baby niet!' riep ze verwonderd uit. In die dagen werd op Valmondé Frans gesproken. 
   'Ik wist dat u verbaasd zou zijn,' lachte Désirée, 'omdat hij zo gegroeid is. Die kleine cochon de lait! Kijk eens naar zijn benen, mama, en zijn handen en zijn nagels - echte nagels, Zandrine moest ze vanmorgen nog knippen. Niet waar, Zandrine? 
   De vrouw knikte: 'Mais si, Madame.' 
   'En zoals hij schreeuwt,' ging Désirée verder. 'Om doof van te worden. Armand hoorde hem gisteren zelfs nog in de hut van La Blanche.' 
   Madame Valmondé had haar ogen niet van het kind afgewend. Ze nam het op en droeg het naar het lichte venster. 
   Ze bekeek de baby nauwkeurig en keek toen onderzoekend Zandrine aan, die haar gezicht had afgewend en over de velden staarde. 
   'Ja, het kind is gegroeid, het is veranderd,' zei Madame Valmondé langzaam en legde het weer naast de moeder neer. 
   'Wat zegt Armand ervan?' 
   Désirée's gezicht werd overtrokken door een gloed die uit puur geluk was ontstaan. 
   'O, Armand is de meest trotse vader in de omtrek, en voornamelijk geloof ik, omdat het een jongen is, die zijn naam draagt; al zegt hij van niet - dat hij van een meisje evenveel zou hebben gehouden. Maar ik weet dat het niet waar is. Ik weet dat hij dat zegt om me een plezier te doen. En, mama,' voegde ze er aan toe, fluisterend, terwijl ze het hoofd van Madame Valmondé naar zich toe trok, 'hij heeft nog niemand gestraft, niet één van hen, sinds het kind geboren is. Zelfs Négrillon niet, van wie hij beweerde dat hij zijn been had verbrand om niet te hoeven werken. Hij lachte alleen maar en zei dat Négrillon een grote schobbejak was. O, mama, ik ben zo gelukkig; het maakt me bang.' 
   Wat Désirée zei was waar. Het huwelijk en later de geboorte van zijn zoon hadden voor een groot deel Armand Aubigny's heerszuchtige en veeleisende natuur verzacht. Dat maakte de zachtmoedige Désirée zo gelukkig, want ze hield wanhopig veel van hem. Als hij kwaad was beefde ze, maar ze hield van hem. Als hij glimlachte kon ze zich geen grotere zegen van God voorstellen. Maar Armands donkere, knappe gezicht had geen rimpels gekend sinds de dag dat hij verliefd op haar was geworden. 
   Toen de baby ongeveer drie maanden oud was kwam Désirée op een dag tot de overtuiging dat er iets in de lucht was dat haar vrede verstoorde. In het begin was het te subtiel om aan te duiden. Het was eerst alleen een onrustig makende sfeer geweest, een geheimzinnige houding van de negers, onverwachte bezoeken van verre buren die nauwelijks een reden voor hun komst hadden. Dan een vreemde, een verschrikkelijke verandering in het gedrag van haar man, waarvoor ze hem geen opheldering durfde vragen. Als hij met haar sprak wendde hij zijn ogen af en de oude liefde erin scheen gedoofd te zijn. Hij bleef van huis weg, en als hij thuis was vermeed hij haar aanwezigheid en die van het kind zonder enige verontschuldiging. En de geest van de Duivel scheen hem plotseling bezeten te hebben in zijn omgang met de slaven. Désirée voelde zich zo ellendig dat ze wel wilde sterven. 
   Op een warme middag zat ze in haar kamer, in haar peignoir, en liet lusteloos haar lang, glanzend bruin haar dat om haar schouders hing, door haar vingers glijden. De baby lag halfnaakt te slapen op haar eigen grote, mahoniehouten bed, dat er als een weelderige troon uitzag met zijn satijnen hemel. 
   Eén van La Blanche's kleine kwartbloed jongens - ook halfnaakt - zwaaide het kind koelte toe met een waaier van pauwenveren. Désirée's blik was treurig en afwezig op het kind gevestigd en probeerde de mist van dreiging die ze om zich heen voelde, te doorbreken. Ze keek van het kind naar de jongen die naast hem stond en dan weer terug, steeds weer. 
   'Oh!' Het was een snik die ze niet weerhouden kon; waarvan ze zich niet bewust was geweest. Het bloed werd als ijs in haar aderen en klam zweet kwam op haar voorhoofd. 
   Ze probeerde iets te zeggen tegen de kwartbloed jongen, maar eerst kon ze geen geluid uitbrengen. Toen hij zijn naam hoorde keek hij op en zag dat zijn meesteres naar de deur wees. 
   Hij legde de grote, zachte waaier weg en verwijderde zich gehoorzaam over de gewreven vloer op zijn blote tenen. Ze stond bewegingloos, haar blik op het kind gevestigd en haar gezicht vertekend door angst. 
   Haar man kwam de kamer binnen en zonder haar op te merken ging hij naar een tafel en begon te zoeken in de papieren die daar lagen. 
   'Armand,' riep ze hem toe met een stem die hem als een mes doordrongen moest hebben als hij nog menselijk gevoel had bezeten. Maar hij reageerde niet. 'Armand,' zei ze weer. 
   Toen stond ze op en wankelde naar hem toe. 'Armand,' hijgde ze, 'kijk naar ons kind. Wat betekent het? Vertel het me.' 
   Hij maakte zacht maar gevoelloos haar vingers van zijn arm los en duwde haar hand weg. 'Vertel me wat het betekent,' gilde ze wanhopig. 
   'Het betekent,' antwoordde hij onverschillig, 'dat het kind niet blank is; het betekent dat jij niet blank bent.' 
   Het snelle besef van alles wat deze beschuldiging voor haar betekende gaf haar een ongekende moed om het te ontkennen. 'Het is een leugen, het is niet waar, ik ben blank! Kijk naar mijn haar, het is bruin, en mijn ogen zijn grijs. En mijn huid is wit.' Ze greep zijn pols. 'Kijk naar mijn hand; blanker dan de jouwe, Armand.· Ze lachte opgewonden. 
   'Zo blank als die van La Blanche,' antwoordde hij wreed, en ging toen weg, haar alleen met het kind latend. 
   Toen ze in staat was een pen vast te houden schreef ze een wanhopige brief naar Madame Valmonde. 
'Moeder, ze zeggen me dat ik niet blank ben. Armand heeft me gezegd dat ik niet blank ben. Zeg hem in godsnaam dat het niet waar is. U moet weten dat het niet waar is. Ik sterf. Ik moet sterven. Zo ongelukkig als ik nu ben kan ik niet blijven leven.' 
   Het antwoord dat kwam was kort: 'Mijn eigen Désirée : Kom terug naar Valmondé, terug naar je moeder die van je houdt. Kom met je kind.' 
   Toen Désirée de brief kreeg ging ze ermee naar de studeerkamer van haar man en legde het papier open op het bureau waaraan hij zat. Ze was als van steen: stil, bleek, bewegingloos.
   In stilte las hij met koude ogen. Hij zei niets. 
   'Moet ik gaan, Armand?' vroeg ze met een scherpe toon van angstige verwachting in haar stem. 
   'Ja, ga maar.' 
   'Wil je dat ik ga?' 
   'Ja, ik wil dat je gaat.' 
   Hij vond dat de Almachtige God hem wreed en onrechtvaardig had behandeld en voelde, op een of andere manier, dat hij Hem met gelijke munt terugbetaalde, toen hij de ziel van zijn vrouw doorstak. En ook hield hij niet meer van haar nu ze, zij het onbewust, deze schande over zijn huis en zijn naam had gebracht. 
   Ze keerde zich van hem af en liep langzaam naar de deur met de hoop dat hij haar zou terugroepen. 
   'Vaarwel, Armand,' kreunde ze. 
   Hij antwoordde haar niet. Dit was zijn laatste wraakneming op het noodlot. Désirée ging haar kind zoeken. Zandrine liep er mee op de galerij. Ze nam de kleine uit de armen van de min zonder een woord van verklaring, ging de treden af en liep weg onder de eikentakken. 
   Het was een middag in oktober; de zon ging juist onder. Ver weg in de velden waren de negers bezig katoen te plukken. 
   Désirée droeg nog steeds het dunne witte kleed en pantoffels. Haar haren waren onbedekt en de zonnestralen weefden een gouden glans rond de bruine strengen. Ze nam niet de brede, veelgebruikte weg die naar de plantage van Valmonde voerde. Ze liep over een verlaten veld, waar de stoppels haar gevoelige voeten verwondden en haar dunne jurk aan flarden trokken. Ze verdween tussen het riet en de wilgen die weelderig aan de oevers van de diepe, trage bayou groeiden en ze kwam niet meer terug. 
   Enige weken later vond er een vreemde vertoning op L'Abri plaats. In het midden van de schoongemaakte achtertuin brandde een groot vuur. Armand Aubigny zat in de grote hall die uitzag op het schouwspel, en hij gaf aan het half dozijn negers het materiaal dat het vuur brandend hield. Een mooie wieg uit wilgenhout, met alle linten en strikken, werd op de brandstapel gelegd, die al gevoed was met de rijkdom van een kostbare kinderuitzet. Toen kwamen zijden, fluwelen en satijnen jurken; ook kant en borduurwerk, hoeden en handschoenen, want de uitzet was van buitengewone kwaliteit geweest. 
   Het laatste was een pak brieven; onschuldige krabbeltjes die Désirée hem in de dagen van hun verloving had gestuurd. 
   Eén brief bleef over in de la waaruit hij ze haalde. Maar die was niet van Désirée: het was een stuk van een oude brief van zijn moeder aan zijn vader. Hij las het. Ze dankte God voor de genade van de liefde van haar man. 
   'Maar bovenal,' schreef ze, 'dank ik de goede God dag en nacht dat hij onze levens zo heeft ingericht dat onze dierbare Armand nooit zal weten dat zijn moeder, die hem aanbidt, tot het ras behoort dat met het brandmerk van de slavernij is vervloekt. ' 



#AnnoGoudVanOud
#Categorie5AmerikaanseSchrijvers
#Lesniveau***4*
#ThemaRacismeSlavernij

Kate Chopin
Lees voor 🔊
De mooiste verhalen uit Nederland en de wereld op je tablet, telefoon of notebook. Met dank aan de Nederlandse Taalunie.