BulkBoek BesteKorteVerhalen (dit is een pilot)
Kobo Abe
Lees voor 🔊
[Kobo Abe, vaak de ´Japanse Kafka´ genoemd, weet in dit heerlijk absurde verhaal het ongewone doodgewoon te maken.

     Kobo Abe (1924-1993)
     Toverkrijt


Argon, een arme kunstschilder, woonde op een kamer naast de wc in een achterbuurtflat die door lekkage en de damp van het koken zo slap als een vaatdoek was geworden. 
   Zijn kleine kamertje van drie bij drie leek ruimer dan het in werkelijkheid was, omdat er enkel een stoel tegen de muur stond en verder-niets. Zijn schrijfbureau, boekenplank en zelfs zijn verfkist en schildersezel had hij verkocht om aan brood te komen. Ten slotte waren er slechts twee dingen overgebleven: de stoel en Argon zelf. Maar het was de vraag hoe lang deze twee nog zouden kunnen overleven. 
   De tijd voor het avondeten naderde. Wat is mijn reukorgaan gevoelig geworden, dacht hij bij zichzelf. Hij kon de samenstelling van gecompliceerde geuren naar afstand en kleur van elkaar onderscheiden: Ach, dat is het okergeel van varkensvlees dat de slager aan de laan met de tramrails frituurt. De zuidelijke tint, het smaragdgroen, dat uit een fruitwinkel opgeurt. Dat ontroerende chroomgeel dat een bakkerij uitwasemt. Droefgeestig hemelsblauw van een vis, waarschijnlijk makreel, die de mevrouw van de benedenverdieping op een houtskoolvuur grillt. Ja, het was waar: Argon had sinds de ochtend nog niets gegeten. Een bleek gezicht, rimpels in zijn voorhoofd, een adamsappel die op en neer ging, een kromme rug, een holle buik en knikkende knieën. Hij had beide handen in zijn zakken gestoken en geeuwde drie keer achter elkaar en verspreidde daarbij een onfrisse geur. 
   Zijn vingertop voelde iets dat op een stokje leek. O, wat is dat? Een rood krijtje. Ik herinner me er niets van. Met het krijtje tussen zijn vingers spelend geeuwde hij nog een keer. Ach, ik wil zo graag iets eten! Instinctief en onbewust begon Argon met het krijtje op de muur te krabbelen. Eerst een tekening van een appel, zo'n appel waarvan je er aan één voldoende hebt om je buik vol te krijgen. Een fruitmesje ernaast om ervoor te zorgen dat hij de appel meteen kon schillen. En gulzig slikte hij zijn speeksel in en schetste toen broden met behulp van de geuren die door het raam of uit de gang de kamer binnenstroomden: een met jam gevuld broodje zo groot als een honkbalhandschoen; een met boter gebakken croissant, en een heel knipbrood als een volwassen hoofd. De glanzende bruine bakkleur haalde hij zich voor de geest. Het snijvlak dat er heerlijk uitzag, de broodkorst vol vitaliteit, de geur van gist die hem in vervoering bracht. En nu ik toch bezig ben. En zo tekende hij ernaast een klomp boter als een baksteen. Ik zal ook een kopje koffie tekenen; versgezette koffie, met de warme damp die ervan opstijgt. Een koffiekop als een bierpul en op het schoteltje drie suikerklontjes, zo groot als lucifersdoosjes. 
    'O, potverdorie!' Hij tandenknarste en bedekte zijn gezicht met zijn handen. Ik wil iets eten. Geleidelijk werd het hem zwart voor de ogen en hij rende rond in een oerwoud van brood en koekjes, over bergen blikvoedsel, door een zee van melk, op een strand van suiker, in een boomgaard van rundvlees en kaas, en zo viel hij van vermoeidheid in slaap. 
   Hij werd wakker van het geluid van iets zwaars dat op de vloer viel en van aardewerk dat brak. De avondschemering was al ingetreden. Het was pikkedonker. Zou er iets aan de hand zijn? Hij wierp een blik op de plek waar het geluid vandaan was gekomen en hield zijn adem in. Een gebroken grote koffiekop. Was dat geen koffie die daar in de buurt was gemorst en waar de warme damp nog van opsteeg? En verder lagen er ook nog een appel, een brood, boter, suikerklontjes, een lepel, een mes en een schoteltje dat gelukkig niet gebroken was. En de tekeningen op de muur, die hij met het krijtje had gemaakt, waren verdwenen. 
   Dat kon toch niet waar zijn? De bloedvaten van zijn gehele lichaam werden plotseling wakker en maakten geluid. Met slepende pas liep Argon ernaar toe. Het is niet waar, het kan niet waar zijn! Ik kan dit niet uitstaan. Maar kijk toch eens, het is waar! Hoe kun je beweren dat met zo'n geur die je doet watertanden die koffie niet echt is. Kijk, de sensatie die mijn vingers voelen als ze over de broodkorst glijden. Vastbesloten proefde hij ervan. Het streelde zijn tong. Hij sprak tot zichzelf: Argon, zeg je nu nog dat je er niet in gelooft? Ja, het is de waarheid. Ik geloof er wel in, hoor, maar ik ben bang. Ik ben bang om het te geloven. Ja Argon, je bent bang, maar het is echt waar! Alles is eetbaar. De appel heeft de smaak van appel (het is een 'sneeuw-appel'). Het brood smaakt naar brood (het is van Amerikaans meel gebakken). De boter heeft de smaak van boter (de inhoud komt precies overeen met het etiket op de verpakking. Dit is geen margarine). De suiker heeft de smaak van suiker (zoet). Ah, alles smaakt echt. Het mes schitterde en zijn gezicht werd erin weerspiegeld. 
   Opeens besefte hij dat hij voordat hij het in de gaten had al klaar was met eten, en hij was gerustgesteld. Maar toen hij zich herinnerde waarom hij gerustgesteld was, raakte hij weer in de war. Hij pakte het bewuste rode krijtje in zijn hand en observeerde het aandachtig. 
   Maar ook al bekeek hij het eindeloos, de zaak bleef voor hem onbegrijpelijk. Als ik zekerheid wil hebben, moet ik het nog een keer doen. Als ik er bij een tweede poging ook in slaag, zou je kunnen zeggen dat het gebeuren van zojuist werkelijkheid is geweest. Hij dacht er even over om met iets andere voorwerpen te experimenteren, maar werd ongeduldig. Daarom tekende hij nog een keer een appel, want daar had hij ervaring mee. Zo, klaar is Kees, dacht hij. Op dat moment rolde de appel als een bal van de muur en viel op de grond. Zoals hij al vermoedde was het werkelijkheid. Het was een feit dat herhaald kon worden. 
Plotseling verstrakte zijn hele lichaam van vreugde. Hij had de indruk alsof door het kapotscheuren van de huid de uiteinden van zijn zenuwstelsel zich over het heelal uitstrekten en ritselden als gevallen bladeren. Maar toen ontdooide zijn gespannen gevoel opeens. Hij ging ineengedoken op de vloer zitten en begon te lachen als een goudvis die naar adem hapt. Dit betekent dat het stelsel van het heelal is veranderd. Mijn noodlot heeft een omwenteling gemaakt. Mijn misère is voorbij. O, een tijd van buik-vol-eten is aangebroken. De wereld waarin begeerte wordt verwezenlijkt. O God, wat heb ik nu een slaap. 
   Ik ga maar een bed tekenen. Nu is dit krijtje even waardevol als mijn eigen leven. Toch heb je een ding als een bed altijd nodig als je je buik vol hebt gegeten. En trouwens, het slijt ook niet. Ik hoef daarom niet zo nodig zuinig te zijn met mijn krijt. Ah, dit zal de gelukzaligste slaap worden sinds mijn geboorte. Zijn ene oog viel onmiddellijk dicht, maar het andere kwam moeilijk in slaap. Vast en zeker kwam dat door zijn angst voor de morgen die hem te wachten stond. Maar na een tijdje viel ook dit andere oog in slaap. Met deze onsamenhangende staat van zijn ogen had hij de hele nacht bonte dromen. 
   Welnu, de volgende ochtend, waarover hij zich zorgen had gemaakt, brak als volgt aan. Hij had een droom waarin hij, door een woest wild beest achternagezeten, van een brug viel. Maar het was niet zo dat hij uit zijn bed viel. Want hij werd wakker en zag nergens zijn bed staan. Net als altijd stond er maar één ding, de stoel. Maar hoe zit het dan met die gebeurtenis van gisteravond? Terugdeinzend liet Argon zijn blik langs de muur glijden en hield twijfelend zijn hoofd schuin. Hij zag een met rood krijt getekend glas (het was stuk!), een lepel en een mes. En verder nog de tekeningen van een appelschil, een klokhuis en de wikkel van een pakje boter. Daaronder het bed, waaruit hij gevallen zou zijn. 
   Dit betekende dat de niet-eetbare dingen die hij de afgelopen nacht had getekend weer tekeningen op de muur waren geworden. Plotseling voelde hij pijn in heup en zijn schouders. Het was een gevoel dat lijkt op de pijn die je hebt als je uit bed bent gevallen. Hij legde zijn hand in de buurt van de lakens die door het slapen in de war waren geraakt en kon duidelijk de enigszins warme plek van de koudere gedeelten onderscheiden. Toen hij met zijn vingers over het lemmet van het mes op de tekening wreef, verdween het zonder weerstand te bieden en liet een vuil vlekje achter. Het was natuurlijk ook maar een krijttekening. Ik ga maar weer een appel tekenen en daarmee de proef op de som nemen. Er viel echter geen echte appel van de muur. Hij kwam er niet eens van los als een opgeplakt stukje papier en toen hij met zijn handpalm over de tekening wreef, verdween de appel van het muuroppervlak. 
   Zijn vreugde was dus slechts de droom van de nacht geweest. Alles was afgelopen en de toestand was nu weer precies dezelfde als voorheen toen er nog niets was gebeurd. Is dat echt zo? Nee, het verdriet was teruggekeerd en nu vijfmaal zo hevig als tevoren. En ook de honger overviel hem nu vijfmaal zo erg. Wat hij had gegeten was waarschijnlijk in zijn buik tot bestanddelen van de muur en krijtpoeder teruggebracht. 
   Bij een gemeenschappelijke waterkraan dronk hij zonder onderbreking minstens een liter water, die hij in de holte van zijn hand opving, en hij ging de verlaten, in nevel gehulde stad in, waar de dag nog niet helemaal was aangebroken. Hij hurkte boven een afvoer uit de keuken van een eethuis dat op ongeveer honderd meter van zijn flat stond, stak zijn hand in het water, dat kleverig en vies was als teer, en haalde er iets uit. Het was een mandje van ijzergaas. Toen hij het in een naburig beekje waste, bleef er een eetbare substantie over. Omdat de helft daarvan uit rijst bestond, gaf het hem wat moed. Als hij een hele dag dit mandje van ijzergaas liet hangen, werd hij gezegend met een maaltijd; dat had hij onlangs van een oude man geleerd die ook in de flat woonde. Deze man had sinds een maand zo'n status verworven dat hij gestremde droesem van sojabonencake kon kopen - een even grote hoeveelheid als die uit de afvoer-, 
zodat hij het recht op de afvoer van het eethuis aan Argon had overgedragen. Hij moest opeens aan het heerlijke feestmaal van de vorige avond denken en onmiddellijk smaakte het afvoer-eten ontzettend goor en stonk naar modder, Maar omdat het erg belangrijk was dat het werkelijk - dus niet met toverkracht - zijn maag kon vullen, kon hij het niet weigeren. Het smaakte zo vies dat hij bij iedere hap zeer bewust moest slikken, maar toch moest hij het opeten! Shit, dit was dus de werkelijkheid! 
   Even voor lunchtijd ging hij de stad in en liep bij zijn vriend langs, die op een bank werkte. Met een fijnzinnige glimlach op zijn gezicht zei zijn vriend: 'Is het vandaag mijn beurt?' Argon knikte met een stijf, uitdrukkingsloos gezicht. En zoals altijd kreeg Argon van hem de helft van zijn lunch. Met zijn hoofd diep omlaag gebogen liep hij als een automaat naar buiten. 
   Daarna was Argon een halve dag lang in gedachten verzonken. Met zijn krijtje in zijn hand leunde hij tegen de stoel en dompelde zich onder in de fantasiewereld van de toverkracht. Geleidelijk aan begon de verwachting zich om zijn hevige wens heen te kristalliseren en toen de avondschemering begon te vallen, veranderde het voorgevoel dat die toverkracht gelijk met de zonsondergang weer in werking zou treden, in een vrijwel aan zekerheid grenzende overtuiging. 
   Een luidruchtige radio liet het tijdsein van vijf uur horen. Hij kwam overeind en schetste op de muur brood, een blikje sardientjes en een kopje koffie. Deze keer vergat hij niet daaronder een tafel te tekenen, om het eventueel kapotvallen te voorkomen, zoals dat immers de vorige nacht was gebeurd. En hij wachtte af. 
Toen begon de duisternis vanuit de uithoeken van de kamer langs de muur omhoog te kruipen. Met de gedachte dat hij het verloop van het toverproces met eigen ogen wilde aanschouwen, deed hij het licht aan. De vorige nacht had hij ontdekt dat lamplicht onschadelijk was voor de toverkracht. 
   De zon ging onder. Alsof je oog vertroebeld was, begonnen de tekeningen op de muur wazig te worden. Het was of de ruimte tussen de muur en zijn ogen in nevelen was gehuld. De muurschilderingen werden steeds waziger en waziger, de nevel daarentegen dikker en dikker. Even later verdichtte de nevel zich tot voorwerpen. Het was hem gelukt! Plotseling kwam de voorstelling van iedere tekening als het ware in substantie te voorschijn. Van de koffie steeg een heerlijk dampende geur op. Het brood kwam vers uit de oven en was nog warm. Ah, ik heb vergeten een blikopener te tekenen. Hij tekende een blikopener, terwijl hij zijn linkerhand tegen de onderkant van de tekening legde om het eventueel vallen te voorkomen. Ogenblikkelijk veranderde de tekening in een echte blikopener. Het was letterlijk en figuurlijk 'tekenen en te voorschijn komen'. 
   Toen struikelde hij over iets. Het bed van de vorige avond stond er weer. Erover verspreid lagen een mes met alleen een heft (want hij had het lemmet met zijn vingers uitgewist), een wikkel van de boter en een gebroken glas. Toen zijn lege maag naar tevredenheid was gevuld, ging hij op bed liggen en dacht: Wat zal ik verder doen? Nu is duidelijk gebleken dat deze toverkracht bij zonlicht niet werkt. Als het morgen wordt, moet ik weer dat ellendige gevoel doorstaan. Is er een slimme manier om er onderuit te komen? Ja, dat is een goed idee! Ik ga het raam dichtplakken en me in de duisternis opsluiten. Het was hem plotseling te binnen geschoten. 
   Om dat plan uit te voeren had hij wat geld nodig. Hij had spullen nodig om het zonlicht te weren, of eigenlijk om te voorkomen dat de werkelijke substantie door het zonlicht verloren ging. Maar het is nogal moeilijk om geld te tekenen. Oké, ik zal al mijn vaardigheid bijeenzamelen. Ziezo, een opgezwollen portemonnee! Toen hij hem opendeed, zag hij meer dan genoeg bankbiljetten - dat was dus goed gelukt. Dit geld, dat in het daglicht als bladeren verdwijnt, laat evenmin als bladeren sporen achter. Het is dus veilig. Maar voor alle zekerheid nam hij een voorzorgsmaatregel en ging opzettelijk naar een verre stad. Daar kocht hij twee dikke dekens, vijf vellen zwart fluweelpapier, een stuk fineerplaat, een doos spijkers, vier stukken timmerhout, elk een halve duim dik, en een kookboek dat hij onderweg in een tweedehands boekhandel zag liggen. Van het overgebleven geld dronk hij een kopje koffie. Hij vond niet dat deze koffie, vergeleken met de op de muur afgebeelde, beter was. En dat gaf hem - waarom wist hij niet - een triomfantelijk gevoel. Als allerlaatste kocht hij een krant. 
   Eerst spijkerde hij de deur hermetisch dicht en bevestigde er twee vellen fluweelpapier en dekens op. Met de overige spullen verduisterde hij het raam en zette de randen vast met blokken timmerhout. Hij werd overweldigd door het gewicht van een eeuwigheidservaring die samen met een gevoel van veiligheid op hem afkwam, en zijn bewustzijn werd wazig. Hij ging op zijn buik op bed liggen en gunde zich de tijd voor een dutje. 
   Door dit dutje was zijn vreugde niet verdwenen en evenmin getemperd. Toen hij wakker werd, leek het alsof er in zijn lichaam een stalen veer van een klok opgewonden zat, waarvan hij de springerige beweging moeilijk kon onderdrukken. Een nieuwe dag, een nieuwe tijd. Een morgen, gehuld in een schitterende mist van gouden molecuuldeeltjes. Weer een morgen en veel meer ontelbare morgens daarna stonden zonder aarzeling op hem te wachten. Er lag een dolgelukkige, enigszins overdadige glimlach op zijn gezicht. Op dit moment wachtte alles op hem om door zijn hand geschapen te worden in een ruimte van mogelijkheden zonder hindernissen. Het was immers de tijd van de schittering. Maar toch, wat zou dit verdriet betekenen dat diep daaronder zachtjes ademde? Dit moest het verdriet zijn geweest dat de goden hadden gevoeld vlak voor de schepping der wereld. Naast de spieren die glimlachten trilden kleinere spieren van angst. Argon schetste een grote klok. Met bibberende hand zette hij de wijzers precies op twaalf uur en met dit tijdstip stelde hij de eerste kalenderdag van zijn nieuwe lot in. Hij voelde zich een beetje benauwd, daarom tekende hij op de tussenmuur met de gang een raam. Maar wat was er aan de hand? Het raam bleef slechts een tekening en werd geen echt raam. Na een ogenblik van verwarring ontdekte hij dat het kwam doordat het raam een buitenwereld aan de andere kant ervan miste, dat wil zeggen dat het niet aan de definitie van een raam voldeed, zodat het moeilijk de ware belichaming ervan kon verkrijgen. Wel, dan ga ik maar een landschap aan de andere kant schetsen. Wat voor soort landschap is het beste? Een gebergte zoals de Alpen, of de zee bij Napels? Een vredig arcadisch landschap is niet slecht, hè? Een Siberisch oerwoud is ook wel interessant. Mooie landschappen die hij op ansichtkaarten en in reisgidsen had gezien, flitsten voor zijn ogen op. Maar hij moest er één uitkiezen. En bij de gedachte dat hij er maar één mocht uitkiezen kon hij niet zo gauw een keuze maken. Maar ja ... het was verstandig om dat soort plezier voor straks te bewaren, dacht hij en tekende een fles whisky en wat kaas. Hij besloot dus, kleine teugjes whisky slurpend, om rustig over de keuze na te denken. 
   Maar hoe langer hij erover peinsde, des te moeilijker het bepalen van de keuze werd. Zo te zien is het zeker geen gemakkelijke bezigheid, dacht hij bij zichzelf. Dit zou misschien de grootste opzet kunnen worden van alle composities die ik ooit gemaakt heb, nee, die sinds mensenheugenis zijn gecreëerd. Het is echt waar. Nu ik er goed over nadenk, is het niet genoeg dat ik alleen maar dingen teken zoals de zee, de bergen, een klein riviertje of een fruitboomgaard, die op het oog plezierig overkomen. Stel dat ik een berg heb getekend. Wat ik getekend heb is niet enkel een berg. Hoe ziet het er precies uit aan de andere kant van die berg? Ligt er een stad, een zee, of een woestijn? Wat voor mensen wonen er, wat voor dieren? Dat betekent dus dat ik over dat soort zaken een beslissing neem zonder dat ik mij ervan bewust ben. Het bepalen van 'een buitenwereld' aan de andere kant van het raam is geen bijkomende zaak om een raam als raam te laten functioneren. Het heeft immers te maken met de schepping van een wereld. De wereld wordt bepaald door de manier waarop ik lijnen trek. Ik vraag me af of het goed is dat ik op dat soort toevalligheid vertrouw. Nee, natuurlijk niet. Dat ik zonder na te denken 'een buitenwereld' aan de andere kant van het raam aanbreng, mag niet gebeuren. En bovendien moet ik een tekening maken die geen enkele sterveling ooit heeft gemaakt. 
   Argon verzonk in diep gepeins. De eerste week bracht hij de dagen ontevreden door terwijl hij aan een blauwdruk van een wereld werkte die oneindigheid in zich droeg. In zijn kamer stonden weer doeken in een rij en er hing een doordringende terpentijngeur. Enige tientallen schetsen lagen op elkaar gestapeld. Maar hoe langer hij erover nadacht, des te eindelozer werd de zaak, en ten slotte leek het hem een onmogelijke opgaaf te worden. Ik zal het helemaal aan het toeval overlaten, dacht hij. Maar wacht eens even, dan kan ik onmogelijk stellen dat ik met moeite een nieuwe wereld heb gecreëerd. Als ik de zaken niet heel nauwkeurig aanpak, is het niet uitgesloten dat een tegenstrijdigheid me uiteindelijk weer in mijn vroegere wereld terughaalt en me weer in honger zal doen belanden. Bovendien heeft het krijtje ook een eigen levensduur. Ik moet nu een wereld creëren. 
   De week daarop. vloog voorbij, terwijl hij zich steeds meer bezighield met sake drinken en met eten totdat hij verzadigd was. De derde week ging voorbij in wanhoop die aan krankzinnigheid grensde. Het stof lag al weer op de doeken en de lucht van terpentijn hing er nauwelijks meer. 
   De vierde week nam Argon eindelijk een besluit. Het gebeurde, kun je haast wel zeggen, uit wanhoop. Hij kon nu geen moment meer geduldig wachten. Om zijn verantwoordelijkheid te ontlopen - de verantwoordelijkheid dat hij eigenhandig aan de andere kant van het raam 'de buitenwereld' schiep - wilde hij een groot avontuur ondernemen. En dat was: alles aan het toeval overlaten. Hij zou op de muur een deur tekenen en door de buitenkant van de deur de buitenwereld laten bepalen. En als het een grote mislukking bleek te zijn - als die buitenwereld bijvoorbeeld toevallig een tafereel met zijn eigen flat was, zoals nu - dan nog was het voor hem vele malen beter dan dat hij gedwongen was om de verantwoordelijkheid voor de buitenwereld van het raam op zich te nemen. Dan hoefde hij zich nergens meer iets van aan te trekken en kon hij er gewoon vandoor gaan. 
   Argon trok netjes zijn jasje aan, iets wat hij eigenlijk al heel lang niet had gedaan. Zo erg overdreven kan men dit niet noemen, want het hoort bij de ceremonie waarin mijn wereld geboren wordt. Met een nogal stijve handbeweging trok hij het krijtje van het noodlot over de muur. Ziezo, de tekening van de deur. Hij hijgde. Dat was begrijpelijk. Het kan best zijn dat het zien van een onbekende buitenwereld de spannendste verwachting is die je je ooit hebt kunnen voorstellen. Het is best mogelijk dat als compensatie de dood op mij staat te wachten. 
   Hij pakte de deurknop, ging een stap achteruit en deed de deur open. In zijn ogen werd een staaf dynamiet geduwd en die ontplofte ... en een poosje later, toen hij angstig zijn ogen opendeed, lagen de haast huiveringwekkende velden onder de zon van het middaguur te blakeren. Zo ver het oog reikte was er, behalve de horizon, niets, zelfs geen schaduw. En aan de hemel was geen wolk te bekennen, maar hij zag er heiig uit. Een door en door droge hete wind raasde voorbij terwijl hij stuifzand meedroeg. O, wat erg! Het is alsof de horizon die ik heb geschetst om de compositie van mijn deurtekening te bepalen, in zijn eentje een landschap is geworden. 
   Ah ... Argons rode krijtje bood ten slotte geen oplossing. Dit betekent dat ik toch nog alles van het begin af aan moet scheppen. Ik moet op die velden tekenen: bergen, water, wolken, gras en bomen, vogels en dieren en vissen. Dat moet ik allemaal. Wat nog erger is, is dat ik opnieuw een hele wereld moet scheppen. Teleurgesteld viel Argon op zijn bed. Tranen welden onafgebroken en wisten niet van ophouden. 
   Er ritselde iets in zijn zak. Het was de krant die hij de eerste avond had gekocht en daarna vergeten was. Op de voorpagina stond een grote kop: 'Doorbraak op de 38ste breedtegraad aan het Koreaanse oorlogsfront.' En op de tweede pagina stond een foto van Miss Japan, die groter was dan de krantenkop op pagina één. En daaronder stonden kleinere koppen: 'Onrust op het arbeidsbureau in het N-district' en 'Massa-ontslag bij de U-fabriek'. Argon staarde onbewogen naar de halfnaakte Miss Japan. Door welk een diepe weemoed word ik toch overvallen! Zij belichaamt je verlangen, zo onaantastbaar. Dat is het. Hier is het wezen dat bij hem al lang in vergetelheid was geraakt. De andere krantenberichten lieten hem koud. Het is de hoogste tijd dat ik met Adam en Eva begin. Ja, dat is het. Ik ga Eva tekenen! 
   Enkele minuten later stond een spiernaakte Eva voor Argon. Verbaasd keek ze om zich heen. 
   'Oh! wie bent u? Wat is er gebeurd? Wat erg, ik ben helemaal naakt!' 
   'Ik ben Adam. U bent Eva.' Argon bloosde en was enigszins verlegen. 
   'Zegt u dat ik Eva ben? Ben ik daarom helemaal naakt? Maar waarom heeft u eigenlijk kleren aan? Adam met kleren aan vind ik vreemd.' Opeens veranderde zij van toon. 'Leugenaar! Ik ben Eva niet, beslist niet. Ik ben Miss Japan.' 
   'U bent Eva. Echt waar, u bent Eva.' 
   'Ik geloof niets van wat zo'n Adam zegt! Adam die in zulke kleren loopt en in een haveloze flat woont. Geeft u alstublieft mijn kleren terug. Gek is het toch! Ik had hier niet moeten zijn. Zo dadelijk heb ik een optreden als model voor een fotowedstrijd.' 
   'Hoe moet ik het uitleggen ... u vergist zich. U bent echt Eva in eigen persoon.' 
   'Wat bent u hardnekkig. Kunt u me dan aantonen waar de vrucht der kennis is? Meent u dat het hier de Hof van Eden is? Hé zeg, geef me mijn kleren terug!' 
   'U kunt in ieder geval naar mij luisteren. Komt u hier maar zitten, dan kunnen we praten. Even iets anders, wilt u iets gebruiken?' 
   'Ja zeker. Ik wil graag iets gebruiken. Maar u moet mijn kleren nu maar gauw teruggeven. Mijn lichaam is namelijk erg kostbaar.' 
   'Wat wilt u eten? Zoekt u maar in dit kookboek uit wat u lekker vindt.' 
   'O, fantastisch! Is het echt waar? U woont in zo'n haveloze flat, maar u bent erg rijk. Ik verander mijn mening over u. Misschien is het waar dat u werkelijk Adam bent. Wat is uw beroep? Inbreker soms?' 
   'Ik ben Adam, tevens kunstschilder en wereldschepper.' 
   'Ik begrijp het niet.' 
   'Ik zelf ook niet. Daarom ben ik wanhopig!' Terwijl Argon dit zei, tekende hij snel en handig de gerechten. Toen Eva ze zag, riep ze: 'O, fantastisch, eerlijk waar, fantastisch! Het is hier werkelijk het Paradijs, hè? Ik geloof het nu wel. Kan dit krijtje, zoals net is gebeurd, alles scheppen? Ongelofelijk spannend! Ja, het is goed. Ik wil best Eva zijn. Ik vind het best dat ik Eva ben. Wij kunnen vast heel rijk worden.' 
   'Mijn Eva, luister nou eens goed naar me.' Argon vertelde met verdrietige stem gedetailleerd zijn hele verhaal en hij voegde er ten slotte aan toe: 'Zodoende moet ik met u samen een wereld scheppen. Geld speelt hier geen rol. Wij moeten alles van het begin af aan scheppen.' 
   Miss Japan zei stomverbaasd: 'Zegt u dat geld niet meetelt? Ik begrijp het niet, ik begrijp het niet. Ik kan u absoluut niet volgen.' 
   'Als u zo koppig wilt blijven, kijkt u dan maar eens naar het landschap dat aan de andere kant van de deur ligt.' 
   Zij wierp een vluchtige blik in de richting van de deur, die Argon half opende. 
   'O, walgelijk!' Ze gooide de deur met een klap dicht en keek boos naar Argon. 
   'Maar met deze deur ligt het iets anders, neem ik aan?' Ze wees naar de echte deur, die met dekens was bedekt. 
   'Nee, dat mag niet, daar mag u niet aankomen. De vroegere wereld wist alles van nu uit. Dus die gerechten, dat bureau, dat bed en zelfs u zelf. U bent nu de Eva van de nieuwe wereld. Wij moeten nu vader en moeder van onze wereld zijn.' 
   'Nee, daar houd ik niet van. Ik ben een uitgesproken voorstander van geboortebeperking, omdat ik kinderen lastig vind. Bovendien bestaat het niet dat ik verdwijn.' 
   'U verdwijnt absoluut.' 
   'Ik weet zeker dat ik nooit zal verdwijnen. Ik ken mijzelf het best. Ik ben ik. Ik verdwijnen? Eigenaardige dingen zegt u toch!' 
   'Mijn Eva, je begrijpt het niet. Als wij de wereld niet kunnen herscheppen, dan staat ons uiteindelijk alleen 
maar hongersnood te wachten.' 
   'O, zegt u ineens jij tegen mij? Zei u dat ik honger ga lijden? Dat vind ik toch een onbeleefde opmerking. Het verbaast me zeer! Weet u dan niet eens dat mijn lichaam kostbaar is?' 
   'Nee, jouw lichaam is precies evenveel waard als mijn krijtje. Als wij de nieuwe wereld niet in onze handen kunnen hebben, dan wordt jouw lichaam uiteindelijk een fictieve aanwezigheid. Dus is het evenveel als niets.' 
   'Dat is allemaal gebrabbel. Ik heb genoeg van jouw wartaal. En nu geef je gauw mijn kleren terug. Ik wil nu echt weg. Hoe ik het ook bekijk, het blijft vreemd dat ik hier ben. Ik had hier echt niet moeten zijn. Je bent werkelijk heel sluw! Zeg, kun je niet een beetje opschieten! Ik weet zo goed als zeker dat mijn manager zijn geduld verliest. Ik vind het goed dat ik zo af en toe hier kom om als jouw Eva te fungeren. Maar dan moet je met jouw krijt wel scheppen wat ik wil.' 
   'Idioot! Zo gaat dat niet.' Door de plotseling harde toon van Argon keek Eva hem geschrokken aan. Zij bleven een poosje stilzwijgend naar elkaar kijken. Toen - Eva had kennelijk iets bedacht - zei ze op kalme toon: 'Oké, ik vind het goed dat ik voor altijd hier blijf. Maar in ruil daarvoor stel ik een voorwaarde. Kun jij die inwilligen?' 
   'Wat is het? Als jij zegt dat je werkelijk voor altijd hier zult blijven, zal ik al je wensen inwilligen.' 
   'Ik wil de helft van je krijtje hebben.' 
   'Nee, dat is onredelijk. Want jij schildert toch niet, of wel soms? Het heeft voor jou dus geen enkel nut.' 
   'Ik kan wel tekenen. Ik zie er misschien niet zo uit, maar ik ben modeontwerpster geweest. Ik sta absoluut op het handhaven van de gelijke rechten voor man en vrouw.' 
    Even hield Argon twijfelend zijn hoofd scheef, toen richtte hij zich op en zei op besliste toon: 'Goed dan, ik zal je vertrouwen.' En zorgvuldig brak hij zijn krijtje precies doormidden en gaf de ene helft aan Eva. Zodra Eva het krijtje in ontvangst had genomen, begon ze op de muur te tekenen. Het was een pistool. 
   'Hou op ... alsjeblieft. Wat ben je met dat ding van plan?' 
   'Dood... ik ga dood scheppen. Om een wereld te scheppen is het belangrijk dat alles tot het einde toe keurig geregeld is.' 
   'Niet doen. Dat betekent het einde van alles. Wil je daarmee ophouden! Dit is het laatste wat we nodig hebben.' 
   Maar het was al te laat. Een pistool van een klein kaliber was al in Eva's hand. Vervolgens tilde ze het omhoog en richtte precies op Argons borstkas. 
   'Verroer je niet, anders schiet ik. Handen omhoog. Adam, dommerik, weet je niet eens dat het afleggen van de eed het begin van de leugen is? Jij bent degene die me tot liegen heeft aangezet.' 
   'Wat ga je nu weer tekenen?' 
   'Een hamer. Ik ga de deur openbreken.' 
   'Nee, niet doen.' 
   'Verroer je niet, anders schiet ik.' 
   Zodra Argon op Eva afsprong, klonk er een schot. Argon drukte zijn hand tegen zijn borstkas, zakte door zijn knieën en viel op de vloer. Vreemd genoeg vloeide er geen bloed. 
   'Adam, dommerik.' Eva lachte. Daarna zwaaide zij de hamer omhoog en sloeg op de deur. Als een bliksem schoot het licht naar binnen. Het was niet zo sterk, maar wel het echte licht. Het licht dat van de zon komt. Eva's gestalte werd er bliksemsnel als mist door geabsorbeerd. Zijn bureau, zijn bed en de Franse gerechten waren ook verdwenen. Behalve Argon, het kookboek en de stoel was alles teruggekeerd tot de schildering op de muur. 
   Argon kwam wankelend overeind. De wond op zijn borst was inmiddels genezen. Iemand of iets, sterker dan de dood, nodigde hem uit. Iemand of iets dwong hem. Het was de muur. De muur riep hem. Het grootste deel van zijn lichaam, dat vier weken lang alleen de tekeningen op de muur had gegeten, was zelf door bestanddelen van de muurschildering vervangen. Verzet daartegen was niet langer mogelijk. Argon struikelde naar de muur. En hij werd erin opgezogen en kwam op Eva te liggen. 
   Toen de medebewoners van de flat, die op het schot en het openbreken van de deur dat ze hadden gehoord kwamen afgestormd, was Argon helemaal door de muur opgenomen en tekening geworden. De mensen zagen, behalve de stoel en het kookboek, alleen maar het geklad op de muur. Iemand zei, terwijl hij naar de inmiddels tot tekening geworden Argon keek die boven op Eva lag: 'Die kunstschilder moet een enorme lust voor vrouwen hebben gehad.' En een ander zei: 'Kijk eens aan, Argon is geschilderd zoals Argon echt is.' 
   'Verdomme! Wat een walgelijke streek heeft hij uitgehaald. De deur heeft hij kapotgeslagen. Bovendien nog de muur vol geklad. Verdomme! Ik laat hem niet zo maar gaan. Die stuiverschilder, waar is hij in godsnaam gebleven?' De beheerder van de flat was in zijn eentje woedend. 
   Toen de mensen weg waren, klonk er gemompel uit de muur: 'Het is niet het krijt dat de herschepping van de wereld verricht.' En er welde een druppel water uit de muur. Het was precies bij het oog van Argon, die inmiddels schilderij was geworden. 



Vertaling: Noriko de Vroomen en Marc W. Mooy


#AnnoDeTwintigsteEeuw
#Categorie8JapanseSchrijvers
#Lesniveau***4*

De mooiste verhalen uit Nederland en de wereld op je tablet, telefoon of notebook. Met dank aan de Nederlandse Taalunie.