BulkBoek BesteKorteVerhalen (dit is een pilot)
Mensje van Keulen
Lees voor 🔊
     Mensje van Keulen
     De spiegel


Overal loerden dieven volgens haar moeder. Mannen en jongens op bromfietsen, scooters, of gewoon te voet, op snelle sportschoenen. Ze rukten je tas af en het liet ze koud als je meegesleurd werd en je vel aan de straatstenen verloor. Ze sneden of knipten ook wel het hengsel door, dat ging eenvoudiger dan bij het slot van een fiets, en hoeveel fietsen werden er niet gestolen, iedere dag weer? Mijn tas pakken ze niet, had ze tegen haar moeder gezegd, geen enkele dief wil een pukkel van de dump met schoolboeken en een krentenbol. Ze tastte in het voorvak naar haar pennen en potloden, nagelvijl en lippenstift, terwijl ze langs een bloemenwinkeltje liep waar een in het zwart geklede vrouw met grote oorringen een emmer lelies naar binnen droeg. Het huis waar ze moest zijn, was nu dichtbij. Ze bleef even staan voor een etalage met handgemaakte schoenen. Gele, rode en groene exemplaren, sommige met hakken als tulpen of strijkijzers. Ze was te opgewonden om zich af te vragen of ze, als ze rijk was, op een dergelijk paar zou willen lopen.
   Eén hoog moest ze zijn, had de man aan de telefoon gezegd. Als hij niet meteen opendeed, moest ze blijven bellen, omdat hij hardhorend was. Zijn stem had hoog, bijna vrouwelijk geklonken. Ze had het raar gevonden dat hij tweemaal naar haar naam had gevraagd, ook nog had willen weten of ze een huisdier had en hoe haar hond dan wel heette, maar zijn eigen naam niet had genoemd.
   Er was geen naambordje, alleen een paar gaatjes van schroefjes en een punaise die niet paste bij zo’n chique deur. Achter de ramen van het bovenhuis en de parterre waren de gordijnen gesloten en de lage ramen van het souterrain waren afgeschermd met hekwerk. Het leek wel of er niet meer gewoond werd. Ze belde aan en de deur sprong vrijwel meteen met een klik open. Op de mat lagen post en reclamefolders. Ze pakte ze op, veegde haar voeten.
   ‘Hallo?’ riep ze, turend in het trapgat aan het eind van de marmeren gang.
    Ze wachtte even en bedacht toen dat de man haar misschien niet kon horen en dat ze beter naar boven kon gaan. De grove zolen van haar gympen zakten weg in de loper. Het gaf haar het gevoel dat ze welkom was, maar de stroeve trapleuning maakte dat ze een paar maal stilstond en aan haar moeder dacht, die niet beter wist of ze was naar het zwembad. Het zwembad waar het licht was en schoon rook en niet, zoals hier, naar een oude deken. Ze moest niet vergeten op weg naar huis haar badpak en handdoek nat te maken en dan in elkaar te rollen. En haar haar, het moest nog net vochtig zijn. 
   Wat deed ze alleen in een onbekend huis met een onbekende man? Ze kromp zowat ineen als ze zich de angst van haar moeder voorstelde. Juist daarom moest ze naar boven toe, naar de man die had gezegd dat ze de spiegel mocht komen bekijken. En als ze hem wilde hebben, hoefde ze misschien alleen maar wat spullen in te pakken of de trap af te dragen, want zo had het in de rubriek ‘Aangeboden’ gestaan: ‘Wegens verhuizing: Antieke hangoortafel, penantkastje, rookstel, en bijzondere spiegel. In ruil voor enige hulp.’ Wat zou er bijzonder aan die spiegel zijn? Was hij kostbaar? Had hij een vreemd model? Wie weet was het zo’n lachspiegel die je dik of dun maakte of ondersteboven liet zien. Ze wist niet of ze zoiets wel in haar kamertje wilde.
   In de gang op de eerste verdieping brandde een hanglamp van glas in lood die de prenten, die in rijen boven elkaar hingen, een roze gloed gaf. Portretten van mannen met pruiken. Landkaarten die in een leeuwenkop eindigden. Zeilschepen op puntige golfjes.
   Ze klopte op een deur die op een kier stond. ‘Hallo meneer?’ 
   ‘Kom maar binnen,’ klonk het zwakjes.
   Hoewel ze zich geen enkele voorstelling van de man had gemaakt, schrok ze. In een grote kamer, afgeladen met antiek, stond een hemelbed met rode draperieën en midden in dat bed lag een kind, een groot kind met een gerimpeld, rond gezicht en bolle, blauwe ogen. Het leek of hij geen wenkbrauwen en wimpers had, maar ze waren waarschijnlijk zo wit als zijn stekelig uitstaande haar.
   ‘Iris?’ zei hij.
  Ze knikte en drukte de muis van haar hand tegen het voorvak van haar tas.
   ‘Ik dacht eerst dat het Isis was,’ zei hij. ‘De Egyptische godin.’
   Ze stak haar hand met de post en de folders uit.
   ‘Wil je dat voor me weggooien, alsjeblieft?’
   Ze deed of ze de prullenbak naast het bed niet zag en legde het papier op een ronde, mahoniehouten tafel, waar schalen en vazen op stonden en een bewerkte olifantstand.
   ‘Staat er antiek bij je thuis, Iris?’
  Ze dacht aan het bankstel, het wandmeubel, de lichte houten vloer. Haar broer noemde de televisie antiek, zoals hij ook vond dat iedereen boven de twintig al dood was. Misschien dat de paar juwelen die haar moeder van haar grootmoeder had geërfd echt antiek waren.
   ‘Ja, meneer.’
   ‘Fausers antiek is ruim veertig jaar een begrip in deze stad geweest. Fauser is mijn naam, Karl Fauser. Je ouders kennen de zaak vermoedelijk wel.’
   ‘Ik kom op de advertentie.’
   ‘Je komt om de spiegel te zien. Daarom heb ik die advertentie ook zo opgesteld. Het penantkastje, de hangoortafel en het rookstel waren alleen maar woorden voor je, maar toen zag je die spiegel staan en dacht: wat is er zo bijzonder aan? Nietwaar?’
    Hij stak een hand boven de deken uit en wenkte haar, maar voor geen goud zette ze een voet in de richting van dat bed. Misschien deed de griezel maar of hij ziek was en kwam hij ineens naakt of in een strak zwart pak onder de deken vandaan, greep haar beet, sloot haar op, wurgde haar.
   ‘Ik hoef hem niet,’ zei ze. ‘Dat kwam ik zeggen. Bedankt evengoed. Ik moet nu naar huis, anders wordt mijn moeder ongerust.’
   ‘Weet ze waar je bent?’
   De vraag bezorgde haar kippenvel. ‘Ja, ik heb gezegd dat ik hier naartoe ging,’ zei ze en knikte naar een barokke pendule. ‘Maar ik wist niet dat het al zo laat was.’
   ‘Die klok staat al jaren op vier uur. Of is het tien voor halftwaalf? Niet dat het mij iets uitmaakt. Heb je een lieve moeder?’
   ‘Mijn moeder?’ zei ze verbaasd. ‘Ja, ze is heel lief.’ 
‘   Je had best samen met haar mogen komen. Of met Tibbie, je hond.’ Hij schoof wat tussen de dekens uit en ze zag dat hij een paars pyjamajasje droeg. ‘Waar was je eigenlijk naar op zoek in de advertenties?’
   ‘Een fiets,’ zei ze, ‘een mountainbike.’
   Ze vroeg zich af waar de verhuisdozen stonden en liet haar ogen langs de meubelstukken, schilderijen en talloze voorwerpen gaan die, ondanks hun grilligheid, de kamer een sombere aanblik gaven. Er hingen ook spiegels in zware lijsten, als vensters waar geen licht door viel. Ze telde er wel zeven, acht.
   ‘Die is het,’ zei Fauser en wees met een kromme wijsvinger naar een kleine, ovale spiegel met een vergulde stralenkrans. ‘Een erfstuk dat ik nooit heb willen verkopen. Kijk er maar eens in.’
   Ze aarzelde een paar tellen en zette toen haar pukkel op de grond. Al was de spiegel niet rond, hij deed haar aan de zon denken. Om erbij te komen moest ze om een salontafel heen lopen, waar tot haar afgrijzen een opgezette schildpad op stond, en dan langs een chaise longue en het beeld van een Venetiaanse Moor.
   ‘En wat zie je in de spiegel?’ vroeg Fauser.
   ‘Niks. Behalve mijn gezicht.’
   ‘Precies. De vorm maakt dat je je gezicht goed ziet en niet door de achtergrond wordt afgeleid.’
   Het was een fantastische spiegel. De puistjes op haar wangen leken verdwenen, haar lippen waren niet langer schraal, haar haar was mooier rood, en haar ogen glansden, wierpen een verrukte blik terug en gaven haar een gevoel van verliefdheid.
   ‘Na dat van mijn moeder, grootmoeder en overgrootmoeder is het nu jouw gezichtje dat erin gevangen wordt…’
   Ze deed verschrikt een stap opzij en sloeg haar handen voor haar gezicht.
   Fauser liet een lachje horen. ‘Mijn ogen mogen dan slecht zijn, meisje, ik zag heus wel dat je hem mooi vindt.     Hij is voor jou, en alles wat je ervoor hoeft te doen, is me even helpen.’
   Tussen haar vingers door zag ze nu in de spiegel een gedeelte van de draperie met koord en kwast van het hemelbed. Ze rechtte haar rug, draaide zich om en zei: ‘In de advertentie stond dat u ging verhuizen, maar er staan nergens dozen.’
   ‘Toch ga ik verhuizen.’ Zijn stem klonk zachter en heser. ‘Til de spiegel voorzichtig van de muur en kom hier, dan leg ik het je uit, ik ben niet alleen wat hardhorend, het kost me ook moeite om luid te spreken.’
   De spiegel was zwaarder dan ze dacht, een plastic tasje zou hem niet houden. Ze sloeg er een arm omheen en ondersteunde hem met haar andere hand. De achterkant was van hout en voelde lauw aan. Op twee passen van het bed bleef ze staan. Ze zag nu pas goed hoe gerimpeld Fausers gezicht was, alsof het in een zeef was gedrukt.
   ‘Hoe oud is Tibbie?’ vroeg hij.
   ‘In september wordt hij acht.’
   ‘Dan is hij al een beetje bejaard. Wat gebeurt er met hem als hij oud en ziek is?’
   Ze haalde haar schouders op, voor zover dat lukte met de spiegel.
   ‘Ik bedoel heel oud en ziek, zodat hij geen leven meer heeft. Laten jullie hem dan inslapen?’
   ‘Ik denk het wel.’
   ‘Ik ben heel oud en ziek.’
   ‘Sorry, dat wist ik niet.’
   ‘Ik wil naar de andere wereld verhuizen. Ik neem aan dat je begrijpt wat ik bedoel.’ Fauser tilde zijn hoofd op en liet het weer in het kussen vallen. ‘Ik heb een zwak hart. Ik kan wachten tot het ophoudt met kloppen, maar ieder uur dat ik moet wachten is me er een te veel. Ik wil dat iemand me helpt. Dat gaat niet zomaar. Verderop, voorbij de gracht en de kade, ligt een wijk waar jongetjes wonen die altijd geld nodig hebben en hun mes graag gebruiken. Twee weken geleden heb ik een stuk karton achter het raam op de parterre gezet met ‘Wie wil mij voor veel geld naar de andere wereld helpen?’ Maar er kwam niet één rotjongetje op af. Achteraf is dat maar goed ook, want ik heb het liever niet zo bloederig.’
   Ze bevond zich in het huis van een gek. Haar moeder had gelijk: dieven, kinderlokkers, moordenaars, gevaarlijke gekken, ze waren overal. Als het niet zo was, zou de krant de helft dunner zijn.
   ‘Wat u ook van me wilt,’ zei ze, ‘ik doe het niet.’
   ‘Ik ben een oplichter en een vrek geweest en nu kan ik nog wat doen om het goed te maken. Misschien is het misdadig je erin te betrekken, omdat je nog zo jong bent. Aan de andere kant vergeet je op die leeftijd snel. Ik weet me van die tijd ook vrijwel niets meer te herinneren.’
   Ze voelde de stralenkrans in haar hand en bovenarm duwen. ‘Ik doe het niet,’ zei ze. ‘Ik zal nooit van m’n leven iemand vermoorden.’
   ‘Moord? Welnee, je helpt me alleen. Het enige wat ik van je vraag is het kussen op mijn hoofd te leggen en dan iets erbovenop, zodat je de daad zelf niet eens hoeft te voltooien.
   Die pendule bijvoorbeeld, die is goed zwaar. Of die bronzen kop van Wagner op de schoorsteen, dan denk ik er ondertussen zijn muziek bij.’
   ‘Ik doe het niet.’
   ‘Wil je geld voor een mountainbike?’
   Ze kneep haar lippen op elkaar en drukte de spiegel tegen zich aan.
   ‘Voorzichtig! Je hebt geen idee hoe kostbaar die spiegel is,’ fluisterde Fauser. ‘Van alle mensen die reageerden heb ik jou uitgekozen, omdat je van dieren houdt. Laat me je dan vertellen wat voor dienst je niet alleen mij, maar vooral de dieren bewijst. De honden in het asiel, de zwerfkatten, varkens, zeehondjes, apen, oude paarden, ik laat ze mijn hele vermogen na… Kom toch wat dichterbij, heb een beetje begrip…’
   Ze keek in zijn waterige, blauwe ogen. Ze geloofde het niet van die dieren. Hij had een olifantstand en een opgezette schildpad. Hij loog, en ze zag aan zijn ogen dat hij wist dat ze hem doorhad. Ze werden steeds boller, ze sprongen zowat uit zijn gezicht, kogels van snot. Maar ze wilde best een beetje begrip opbrengen. En als hij niet loog? Dan begreep hij in ieder geval dat ze niet te koop was.
   Ze bevrijdde de spiegel uit haar omhelzing, tilde hem zo hoog ze kon en liet hem vallen. Fausers schreeuw ging verloren in de knal en het geraas van brekend glas. In de scherven lichtten blonde lokken op, een mond die trilde, een verwonderd oog, een bepoederde wang, een oor met een parel. Even plotseling vervaagde de puzzel en weerspiegelde de kamer met het pompeuze bed waarin de oude man lag, en in de oude man het hart dat niet langer klopte.


Uit: Het andere gezicht (AtlasContact 2003)
Voorgelezen door de auteur, Mensje van Keulen, voor UitgelezenVerhalen.nl

#AnnoAuteursVanNu
#Categorie1NederlandseSchrijvers
#Lesniveau**3**

Mensje van Keulen
Lees voor 🔊
De mooiste verhalen uit Nederland en de wereld op je tablet, telefoon of notebook. Met dank aan de Nederlandse Taalunie.