BulkBoek BesteKorteVerhalen (dit is een pilot)
Michel Faber
Lees voor 🔊
     Michel Faber
     Vanillegeel, net als Eminem

Don, zoon van mensen die zijn overleden, echtgenoot van Alice en vader van Drew en Aleesha, staat op het punt het gelukkigste ogenblik van zijn leven mee te maken.
   Volgens zijn horloge is het 10.03 en hij is vanuit de Schotse Hooglanden op weg naar Inverness, moe en lichtelijk ongerust dat hij in slaap zal vallen tussen nu en het moment dat de trein het station binnenrijdt, en hij straks niet tijdig tegen Alice, Drew en Aleesha kan zeggen: ‘Jongens, dit is Inverness. Uitstappen allemaal.’ Zijn vrouw en kinderen zitten te dommelen, uitgeput van alle bezienswaardigheden. De verantwoordelijkheid rust nu op zijn schouders. Hij weet niet dat Inverness het eindstation is en dat iedereen via luidsprekers zal worden opgeroepen uit te stappen. Hij ziet al voor zich hoe de trein rustig door zal rijden en hen verder naar het zuiden zal voeren, en dat ze de bed & breakfast die ze hebben besproken onverhoopt achter zich zullen laten. Dit is zijn eerste bezoek aan Schotland. Er zitten nog maar twee foto’s op het filmpje in zijn camera. Het rijdend buffetkarretje heeft geen Cola Light. Het hoofd van zijn vrouw zakt naar voren, zodat ze een dubbele kin krijgt. Grote regendruppels glijden geluidloos langs het dikke vensterglas van de trein.
   Don en zijn gezin houden de banken met de tafels ertussen aan weerszijden van het gangpad bezet, acht plaatsen al met al, voor vier personen. Hij stelt zichzelf gerust met de gedachte dat het niet al te druk is in de trein. Bovendien zijn hij en de andere gezinsleden forsgebouwde Amerikanen, die met kop en schouders boven de overige passagiers uitsteken. Drew, die net vijftien is geworden, meet één meter tachtig. Don is één achtentachtig. Ze hebben allebei handen als kolenschoppen. Drie uur geleden had Drew toen hij de trap afkwam voor het ontbijt in een veel te warm gestookt hotel in de buurt van Dunrobin Castle een kleine aanvaring met hem gehad en ‘Krijg de klere, papa’ gezegd, maar ze hebben het inmiddels bijgelegd en Don is nog maar twee minuten verwijderd van zijn grote ogenblik.
   Alice en Aleesha zitten aan de overkant van het gangpad onderuitgezakt tegenover elkaar. Hun sporttassen staan op de raamplaatsen omdat ze te groot zijn voor het bagagerek boven hun hoofd. Aleesha, met haar dertien jaar nog altijd een kind, ondanks haar prille borstjes en geschilferde witte nagellak, is ingedut onder het lezen van Harry Potter en de Halfbloed Prins. Haar magere arm bungelt in het gangpad, met armbandjes van aangekauwd, veelkleurig katoen om haar knokige pols. Haar moeder zit onrustig te dromen en boort haar hoofd in de rugleuning alsof ze uitdrukking wil geven aan haar ontevredenheid over het Spartaanse ontwerp van de bank. Alice is veertig en vindt dat niet leuk. Elke maand begint ze drie dagen voor ze ongesteld moet worden te klagen over haar lichaam en de steeds ernstiger wordende gebreken daarvan, waarop Don haar moet zeggen wat ze wil horen, al laat dat zich niet altijd even gemakkelijk raden.
   Het gelukkigste ogenblik van zijn leven tot nu toe, los van wat hij zometeen gaat meemaken, was toen hij Alice op hem zag staan wachten voor de deur van wat toen nog Kentucky Fried Chicken heette en zij naar hem lachte, en ze beiden wisten dat ze linea recta naar het leegstaande strandhuis van Ben en Lisa zouden rijden om daar voor het eerst met elkaar naar bed te gaan. Die drie dagen in het huis van Ben en Lisa waren fantastisch geweest en het had hem een enorm geluksgevoel gegeven om met Alice in bed te liggen en haar ook op die manier te leren kennen, maar haar lach toen hij op haar was komen toelopen, die verwelkomende lach vol verwachting en overtuiging dat ze het juiste deed, die had hem een meer pakkende en blijvende herinnering bezorgd dan alles wat ze daarna gedaan hadden. Toen ze daar voor de ingang stond onder het logo met kolonel Sanders, had ze een zwart jurkje aangehad met daaroverheen een losjes vastgegespte geelbruine regenjas. Ontzettend Frans, althans dat dacht hij destijds, want hij was nog nooit in Frankrijk geweest, maar had wel films gezien die zich daar afspeelden. (Alice en hij bezochten Parijs uiteindelijk in '97 maar werden toen nogal afgeleid door ruzies met de kinderen over het Louvre of Eurodisney.) Vandaag heeft zijn vrouw een kakikleurig T-shirt aan met een ruimvallend hemd eroverheen. Saaie, functionele reiskledij.
   Don kijkt onder het tafeltje. Hij heeft sportschoenen aan zijn enorme voeten en draagt een legerbroek. Aan zijn legerbroek zitten een heleboel zakken, ritsen, treksluitingen en knoopjes, veel meer dan een normaal mens nodig heeft. Dat is mode en hij vraagt zich af of hij er niet te oud voor is. Gisteren zat Aleesha naast hem in een andere trein en ritste zij een broekzak op zijn kuit open, gewoon om te kijken wat erin zat. Het was een kleuterdaad, een onschuldig gebaar geboren uit speelsheid en verveling, maar hij voelde de lading van haar ontluikende seksualiteit en dat zat hem dwars. 
   ‘Dat is best stom, papa,’ had ze gezegd terwijl ze haar vingers achter het losgeritste stuk stof stak, een zak die te nauw was voor iets anders dan een pen, gesteld dat je een pen bij je kuit zou willen bewaren. Op haar dooie gemak had Aleesha hem weer dichtgeritst.
   Hij kijkt over het tafeltje heen naar zijn zoon. Een opblaasbaar nekkussentje doet dienst als steun voor Drews wang. Zijn voorhoofd rust op zijn gespierde onderarmen. Zijn handen zijn losjes tot vuisten gebald. Vanuit deze hoek gezien is hij niet moeders mooiste. Zijn neus begint tot dezelfde dikke knol uit te groeien die alle mannen in Dons familie al generaties lang met zich hebben meegedragen. Zijn lippen zijn gezwollen, als na een bijensteek, vrouwelijker dan die van Aleesha, een constatering waarvan hij razend zou worden als hij er weet van zou hebben. En op zijn hele schedel, waar voorheen een wilde, bruine dos heavy-metalhaar zat, prijkt nu... Het Kapsel. Het kapsel waar ze eindeloos over gebakkeleid hebben. ‘Je mag je haar niet laten bleken zoals Eminem. Dan loop je voor gek. Hij loopt ermee voor gek.’
   Drew had gezucht en zijn schouders opgetrokken als tegenwicht tegen de preseniele onwetendheid die erover werd uitgestort. ‘Eminem is cool. Het is trouwens mijn haar en mijn geld.’ 
   Beangstigend hoe twee zinnetjes van samen elf woorden dagenlang stof konden leveren voor zoveel uren felle onenigheid. Want wiens geld was het geld van Drew? Wat moest hij doen om het zich toe te eigenen? Was het wél van hem als hij het aan padvinderijtroep uitgaf of aan een oude plaat van Bruce Springsteen, maar niet als hij het uitgaf aan Eminem? En van wie was Drews haar nou eigenlijk precies? (Don voelde zich een muggenzifter dat hij zich daar over opwond, maar aan de andere kant was het toch zeker zo dat Alice en hij op zekere dag - of nacht - een jaar of vijftien geleden de grondslag hadden gelegd voor dat haar, en ook voor het hoofd waarop het groeide? Elke haarwortel op Drews schedel was vervaardigd volgens hun geheime genetische recept en verder opgekweekt van eitje tot bruine tienerhaardos.) Waar was Drew mee bezig als hij zei verwantschap te voelen met gettojeugd en de hip- hopscene, en songteksten mee scandeerde over smacking bitches en fuckin' wid de wrong niggaz, terwijl hij een blanke tiener was die gewoon thuis bij zijn ouders woonde in een voorstad van West Springfield, met een vakantiereisje naar Schotland in het vooruitzicht? Waarop Drew antwoordde dat hij misschien niet zo lang meer thuis zou wonen, omdat hij telkens over zijn nek ging van hun houding, en dat ze hun vakantie in Schotland in hun reet konden steken, want hij bleef liever bij zijn vrienden hier, en trouwens, Eminem was wit, dus waar deden ze zo moeilijk over?
   Hetgeen Don ertoe prikkelde zijn zoon eens haarfijn te vertellen waarom hij er moeilijk over deed. Eminem, zei hij, moedigde jongeren de hele tijd maar aan om alles op te geven en te zwelgen in negativiteit. Dankzij rapsterren zoals hij werd de jeugd pessimisme aangesmeerd zoals ze vroeger kauwgom werd aangesmeerd. Kinderen die te jong waren om ook maar iets te weten van wat er allemaal in de wijde wereld te koop was, kwamen zo tot de conclusie dat de aarde door en door verrot was en dat je daar niets aan kon doen behalve CD’s en T-shirts kopen.
   Alice, die wilde voorkomen dat het conflict te wereldomvattend werd, merkte op dat de vorm van Eminems gezicht zich goed leende voor gebleekt, kortgeknipt haar, maar dat het Drew helemaal niet zou staan.
‘Het is maar haar, godverdomme!’ had Drew uitgeroepen.‘Wat mankéért jullie toch?’ Hij vloekte de laatste tijd veel, elke keer als hij kwaad was, vooral op zijn vader, maar soms zelfs op zijn moeder. Elke keer dat hij godverdomme riep kromp Aleesha ineen, alsof iemand zojuist een glas tegen de muur had gegooid.
   Nu ligt Drew te slapen op zijn opblaaskusscn, met pas verbrande armen en roomblank, kortgeknipt haar. Hij heeft gespierde schouders, bijna die van een man, en Don realiseert zich plotseling dat zijn zoon beter gebouwd is dan Eminem ooit zal zijn: langer, sterker, gezonder, knapper.
   Aleesha ontwaakt uit haar dutje, kijkt uit het raam om te zien of ze al in Inverness zijn en vervolgens naar haar vader om bevestiging te krijgen dat dat nog niet het geval is. Hij schudt zijn hoofd en ze glimlacht. Vanwaar die glimlach? Hij weet het niet, maar hij glimlacht terug.
   Aleesha buigt zich opzij over het gangpad en strekt haar arm uit naar haar broer. In haar hand heeft ze de kam die ze vlak voor ze in slaap viel als boekenlegger had gebruikt. Voorzichtig, o zo langzaam, haalt ze de tanden van de kam door het haar van haar broer. De tijd maakt pas op de plaats. De kam tilt de uiteinden van Drews borstelhaar op waardoor de diepbruine wortels onder de gebleekte bovenkant zichtbaar worden. Het is fascinerend om te zien hoe het omhoogkomt en weer terugvalt als de kam erdoorheen glijdt, zoiets als kijken naar graan dat wuift in de wind.
   Drew verroert zich niet. Of hij slaapt heel vast, óf hij heeft besloten geen aandacht te schenken aan zijn zus. Zij kamt door, voorzichtig, in het besef dat haar vader toekijkt en dat ze zijn aandacht gevangen houdt. Drews haar komt omhoog en valt terug, komt omhoog en valt terug, met stekeltjes zo zacht als die op een gloednieuw penseel, een dure kwast, nertsbont. Het is best een fraai kapsel, verdomme. Het is zelfs het beste kapsel dat Drew ooit heeft gehad, het beste in deze trein, het beste in heel Schotland benoorden Inverness, misschien wel het beste kapsel ter wereld.
   Uit zijn ooghoek ziet Don hoe Alice gaat verzitten, haar hoofd op haar reistas legt en haar gewicht van haar achterste naar haar zij verplaatst. De rondingen van haar achterste zijn sexy en hij vangt een glimp op van haar naakte huid op de plek waar het T-shirt is losgeschoten uit haar spijkerbroek. Hij begeert haar nog altijd. Hij verheugt zich op de volgende keer dat ze samen, zonder anderen in de kamer, in een bed zullen liggen, thuis of ergens anders, waar hij zijn handen over haar warme huid kan laten gaan en haar haren uit haar gezicht kan strijken.
   Zijn zoon ligt op het tafeltje voor hem te pitten, een zoon met een mannenlijf, zijn haren als veertjes en vanillegeel, bijna té fel in het zonlicht, en erboven zweven de prachtige hand en arm van zijn dochter, met gekleurde katoenen armbandjes aan de pols, die ritmisch heen en weer beweegt terwijl zij de witte vacht van haar enige broer kamt, wat zinloos is, want zijn haar zit zo goed als maar kan, alleen heeft het tóch zin, want dit is het gelukkigste ogenblik van Dons leven.
   Over dertig seconden zal het karretje met versnaperingen in het gangpad verschijnen en zal Aleesha door een geüniformeerde dwerg worden verzocht alsjeblieft haar arm binnenboord te halen en dan zal Dons geluksgevoel een beetje wegebben, net voldoende om het niet langer het gelukkigste ogenblik van zijn leven te laten zijn, maar dat hindert niet, want het heeft al lang geduurd, langer dan de lach van Alice voor de ingang van wat sedertdien KFC is gaan heten. Over vijftig seconden zal Aleesha haar moeder vragen of ze een reep mag en Drew, die nog steeds roerloos over het tafeltje hangt, zal met zijn zware, heldere stem vragen: ‘Heeft u Pepsi?’ Over een halfuur zullen ze in Inverness zijn, over drie dagen thuis. Over twee jaar zal Aleesha haar ouders laten weten dat ze altijd een hekel heeft gehad aan de naam Aleesha omdat die klinkt als zo’n achterlijke naam die zwarten voor zichzelf bedenken, en dat ze voortaan Ellen genoemd wil worden. En over vijf jaar zal Ellen, de zelfverzekerde voorspellingen van haar ouders ten spijt, nog steeds geen genoeg hebben van de naam Ellen en nog steeds Ellen zijn, en een abortus hebben ondergaan, waarna haar glimlach veranderd is, een beetje scheef geworden en een beetje verkleurd van het roken, maar ze zal verloofd zijn met een man die haar aanbidt en zwanger van een kind dat ze van plan is te houden.
   Tegen die tijd zal Drew ergens in Zuid-Amerika zitten en zullen Don en Alice hem bijna nooit meer zien, en zullen hun kennissen zeggen dat ze vast ontzettend trots zijn op wat hij daar probeert te bereiken, en dan zullen ze zeggen dat ze inderdaad trots zijn, en die mensen een foto laten zien van Drew op een bouwplaats in wat eruitziet als een krottenwijk, en hij zal een bril op zijn enorme knol van een neus hebben staan, en zijn donkerbruine haar zal nat zijn van het water en het zweet. En dan zal Alice koffie gaan zetten, met stijve bewegingen vanwege haar tennisarm, die helemaal geen tennisarm is maar de eerste manifestatie van een ziekte die haar op haar negenenvijftigste noodlottig zal worden, waarna Don tegen iedereen zal zeggen dat hij nooit meer van een andere vrouw zal kunnen houden, maar driejaar later zal trouwen met een van de mensen tegen wie hij dat gezegd heeft, en die hartelijk en geestig zal zijn, en goed zal kunnen koken, maar niet zo goed in bed zal zijn als Alice, wat hij nooit tegen haar zal zeggen, hij gaat nog liever dood, want zij zal hem gelukkig maken, gelukkiger dan hij ooit had verwacht te zullen zijn op zijn oude dag, gelukkiger dan al die andere ouwe knarren die bij hen in de buurt wonen, gelukkiger dan hij ooit geweest is eigenlijk, afgezien van een paar op zichzelf staande ogenblikken, zoals toen bij de aanblik van de lach van de jonge vrouw die stond te wachten om zijn geliefde te worden, haar gezicht glanzend onder de verlichting van het filiaal van een fastfoodketen, en zoals toen de hand van zijn dochter boven het hoofd van zijn zoon hing, op die ochtend in een Schotse trein, met dat kapsel dat alles de moeite waard maakte en zo fel oplichtte dat het een patroon op je netvlies achterliet als je je ogen dichtdeed, vanillegeel, net als Eminem.


Uit: De Fahrenheit-tweeling, Uitgeverij Podium 2005
Vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema
Voorgelezen door de auteur, Michel Faber, voor UitgelezenVerhalen.nl


#AnnoAuteursVanNu
#Categorie4EuropeseSchrijvers
#Lesniveau***4*

Michel Faber
Lees voor 🔊
De mooiste verhalen uit Nederland en de wereld op je tablet, telefoon of notebook. Met dank aan de Nederlandse Taalunie.