BulkBoek BesteKorteVerhalen (dit is een pilot)
Octavio Paz
Lees voor 🔊
     Octavio Paz 
     Het bosje blauwe bloemen

Ik werd wakker, geheel in het zweet. Van de zojuist natgespoten rode bakstenen vloer steeg een warme stoomwolk omhoog. Een vlinder met grijsachtige vleugels fladderde verblind om de gelige lamp. Ik sprong uit de hangmat en op blote voeten liep ik de kamer door, oplettend dat ik niet op een schorpioen trapte die uit zijn schuilhoek kwam om een luchtje te scheppen. Ik ging bij het raampje staan en snoof de frisse buitenlucht op. Je kon het ademen horen van de nacht, enorm, vrouwelijk. Ik ging terug naar het midden van het huis, goot het water uit de kruik in de zinken wasbak en bevochtigde de handdoek. Ik wreef mijn lijf en benen met de natte lap, droogde me een beetje, en na me ervan te hebben vergewist dat er geen beestje verborgen was tussen de plooien van mijn kleren, kleedde ik me aan en trok mijn schoenen aan. Met sprongen ging ik de groengeschilderde trap af. Bij de deur van de herberg stuitte ik op de herbergier, een stille kerel met maar één oog. Met hese stem vroeg hij me: 'Waar gaat u naar toe, meneer?' 
   'Een ommetje maken. Het is erg warm.' 
   'Hm, alles is al dicht. En er is hier geen straatverlichting. U kunt beter thuis blijven.' 
   Ik haalde mijn schouders op, mompelde: 'Ik ben zo weer terug,' en ging het duister in. In het begin zag ik niets. Ik liep op de tast voort door de aardedonkere straat. Ik stak een sigaret op. Opeens kwam de maan te voorschijn van achter een zwarte wolk, en bescheen een witte muur die op sommige plaatsen was ingestort. Ik bleef even staan, blind van zoveel wit. Er was een beetje wind. Ik ademde de lucht in van de tamarindebomen. De nacht trilde, vol van gebladerte en insecten. Krekels bivakkeerden in het hoge gras. Ik hield mijn gezicht omhoog: boven hadden de sterren ook hun kamp opgeslagen. Ik dacht dat het heelal een wijds stelsel van signalen was, een conversatie tussen onmetelijk grote wezens. Mijn bewegingen, het gezaag van de krekels, het geschitter van de ster, waren niets anders dan momenten van pauze en lettergrepen, losse zinnen in die grote dialoog. Hoe zou het woord zijn waarvan ik een lettergreep was? Wie spreekt dat woord uit en tot wie wordt het gezegd? Ik gooide de sigaret weg op het trottoir. Bij het vallen beschreef hij een lichtende boog, waaruit kortstondige vonken zich losmaakten, zoals een minuscule komeet. 
   Ik wandelde een hele tijd, rustig. Ik voelde me vrij, veilig tussen de lippen die mij op dit ogenblik met zoveel geluk uitspraken. De nacht was een tuin van ogen. Bij het oversteken van een straat voelde ik dat er iemand zich van een deur losmaakte. Ik draaide me om, maar slaagde er niet in iets te onderscheiden. Ik versnelde mijn pas. Enkele ogenblikken later hoorde ik het doffe geluid van een paar sandalen op de warme stenen. Ik wilde me niet omdraaien, al voelde ik dat de schaduw steeds dichter bij kwam. Ik wilde gaan rennen. Ik kon het niet. Ik bleef ineens stilstaan, plotseling. Voordat ik me had kunnen verdedigen, voelde ik de punt van een mes in mijn schouder en een zachte stem zei: 'Niet bewegen, meneer, of je gaat eraan.' 
   Zonder mijn hoofd om te draaien vroeg ik: 'Wat wil je van me?' 
   'Uw ogen meneer,' antwoordde de stem, zacht en bijna droevig. 
   'Mijn ogen? Wat heb je nu aan mijn ogen? Kijk eens, hier is wat geld. Het is niet veel, maar het is iets. Ik zal je alles geven wat ik heb als je me laat gaan. Maak me niet dood, alsjeblieft.' 
   'Wees maar niet bang, meneer. Ik maak u niet dood. Ik ga alleen uw ogen uitsteken.' 
   Ik vroeg opnieuw: 'Maar waarom wil je mijn ogen hebben?' 
   'Het is een gril van mijn meisje. Ze wil een bosje blauwe ogen hebben. En er zijn er hier maar weinig die die hebben.' 
   'Aan mijn ogen heb je niets. Ze zijn niet blauw maar geel.' 
   'Ach meneer, hou me niet voor de gek. Ik weet heel goed dat u blauwe ogen hebt.' 
   'Je mag een christenmens niet zomaar zijn ogen uitsteken. Ik geef je wel iets anders.' 
   'Stelt u zich niet aan,' zei hij streng. 'Draait u zich om.' 
   Ik draaide me om. Hij was klein en broos. De hoed van palmblad bedekte de helft van zijn hoofd. Hij hield in zijn rechterhand een kapmes dat flikkerde in het maanlicht. 
   'Maak eens wat licht bij uw hoofd.' 
   Ik stak een lucifer aan, en hield de vlam bij mijn gezicht. Het felle licht maakte dat ik mijn ogen half dicht kneep. Hij trok mijn oogleden met vaste hand uit elkaar. Ik kon niet goed meer zien. Hij ging op zijn tenen staan en bekeek mij nauwlettend. Ik brandde mijn vingers aan de vlam. Ik gooide de lucifer weg. Het bleef even stil. 
   'Heb je het nu goed kunnen zien? Ik heb geen blauwe ogen.'
   'Ah, wat een sluwaard bent u,' antwoordde hij. En terwijl hij me aan mijn mouw trok, beval hij mij: 'Op de knieën.' 
   Ik knielde. Met één hand pakte hij me bij de haren vast en trok mijn hoofd achterover. Hij boog over mij heen, nieuwsgierig en gespannen, terwijl het kapmes langzaam neerdaalde totdat het mijn oogleden aanraakte. Ik klemde mijn ogen dicht. 
   'Doe ze wijd open,' beval hij. 
   Ik deed mijn ogen open. Het vlammetje schroeide mijn wimpers. Plotseling liet hij me los. 
   'Maar ze zijn niet blauw, meneer. Neem me niet kwalijk.' 
   En hij verdween. Ik leunde tegen de muur, met mijn hoofd in mijn handen. Toen richtte ik me op. Half struikelend, met vallen en opstaan, rende ik een uur lang door het verlaten dorp. Toen ik op het plein aankwam, zag ik de herbergier voor de deur zitten. Ik ging binnen zonder een woord te zeggen. De volgende dag vluchtte ik weg uit dat dorp.


Uit: Stuifzanden
Vertaling: Laurens Vancrevel.


#AnnoDeTwintigsteEeuw
#Categorie7LatijnsAmerikaanseSchrijvers
#Lesniveau***4*

Octavio Paz
Lees voor 🔊
De mooiste verhalen uit Nederland en de wereld op je tablet, telefoon of notebook. Met dank aan de Nederlandse Taalunie.