Piet Meeuse
Interfruit
OP het
kantoor van de firma INTERFRUIT zat juffrouw Brummel juist haar nagels te
lakken, toen er een fax binnenkwam uit Zwitserland met het bericht dat op de
Sint-Gotthardpas een vrachtwagen van de firma was gekanteld. Geen persoonlijke
ongelukken, maar de lading sinaasappels moest als verloren beschouwd worden.
Juffrouw Brummel scheurde
het bericht voorzichtig af (haar nagels!), slaakte een gilletje toen ze het las
en liep ermee naar de directiekamer. Meneer Bik las de fax, trok zijn
wenkbrauwen op en wierp over zijn halve brilletje heen een vernietigende blik
op zijn secretaresse.
‘Nondeju! Van Splunteren weer! Wat is dat voor een brokkenpiloot, die kerel?’
Jannie Brummel kromp ineens. Verdorie! Alsof zíj er iets aan kon doen! Ze trok haar onschuldigste gezicht en haalde haar schouders op.
‘Dat is de derde keer in een halfjaar dat hij de zaak in de soep rijdt…. Bel de verzekering maar weer.’
‘Tja,’ zuchtte Jannie. ‘Alweer… Die zullen ook wel wat gaan denken, langzamerhand.’
Meneer Bik slaakte een vloek die in sappigheid niet onderdeed voor zijn importvruchten.
Juffrouw Brummel wapperde vluchtig met haar nagels en verdween schielijk naar haar eigen kamer. Bah, dacht ze, kan ík het weer opknappen… Ze begon het nummer van de verzekeringsmaatschappij op te zoeken. Zul je altijd zien: zat je nét lekker weg te dromen, en dan gebeurt er weer zoiets…. Hier: TRAVECO, 2788943.
Terwijl ze het nummer intikte zag ze opeens het beeld voor zich van duizenden sinaasappels die uit de opengebarsten kratjes sprongen, en stuiterend over de groene hellingen de berg af rolden. Wat een schitterend gezicht! Wat een feestelijke gebeurtenis! Een kudde uitgelaten sinaasappels, een oranje lawine, een onstuimige stormloop over de alpenweide. En hoe vrolijk sprongen die sappige vruchtjes door het gras! Kijk, daar rolt er eentje die helemaal opzij springt, recht op een schuurtje af, waar…
‘TRAVECO Transportverzekeringen, met Keulemans.’
Maar Jannie is er met haar hoofd niet bij: ze ziet dat schuurtje waarvoor een geit staat te grazen en – wat gebeurt daar? De sinaasappel stuitert plotseling over een muurtje en springt met een boogje over die geit heen, hoe is het mogelijk, en daar rolt hij zomaar het schuurtje binnen…
‘Hallo? Met wie spreek ik?’
‘O, neem me niet kwalijk. Met Jannie Brummel, van INTERFRUIT. Ik was even in het schuurtje…’
‘Wat zegt u? Het schuurtje?’
‘Ja, uh, meneer Keulemans, stelt u zich eens voor: we kregen net een fax binnen dat een van onze vrachtwagens gekanteld is op de Sint-Gotthard, en er sprongen twintigduizend sinaasappels uit! Een fantastisch gezicht, hoor, zo’n springende menigte die de berghellingen af stuitert, dat oranje in het groen, heerlijk, en één van die sinaasappels…’
‘Wacht even… wat is dit voor…?’
‘Nee, luister! Echt fantastisch: een van die sinaasappels spring via een muurtje over een geit en rolt een schuurtje in, ik zie het gebeuren. En daar, in dat schuurtje, daar zit bijvoorbeed een man, hè, en die man die is bezig een klok te repareren. Die zit daar naar al die radertjes te staren, en opeens, tjoep tjoep tjoep, komt daar een sinaasappeltje binnenrollen, een van onze sinaasappeltjes… Hallo! Groeten uit Haifa!
‘Ja maar…’
‘Nee nee, wacht: even zien hoe dit afloopt… tjoep tjoep, daar springt dat oranje bolletje op de tanden van een hark, die omvalt, boem, met zijn steel tegen een stoffige oude klok die daar hangt, en koekoek! Daar springt een vogeltje uit de klok: koekoek!’
‘Ja hoor es… Wat is dit…?’
‘Dit, meneer Keulemans, is bijvoorbeeld wat er kan gebeuren als er een vrachtwagen met sinaasappels kantelt. En daarmee is het natuurlijk niet afgelopen… Die man die schrikt en op hetzelfde moment hoort hij een gil uit het tuintje, waar zijn vrouw…’
‘Pardon! Waar wilt u heen?’
‘Ik? Ik wil nergens heen… Waar willen die sinaasappeltjes heen? Dát is de vraag. Ziet u het niet voor u?’
‘Ik zie niks.’
‘O…’
‘U wilde een schadeclaim indienen?’
Jannie bekeek haar nagels en slaakte een diepe zucht. Toen, na een paar seconden, volgde een moedeloos: ‘Ja.’
***
Hèhè. Dat was dat.
Keulemans legde de hoorn op de haak en leunde eens achterover in zijn bureaustoel. Koekoek! Waren ze gek geworden bij INTERFRUIT? Een vrachtwagen gekanteld op de Sint-Gotthard. Twintigduizend sinaasappels. Dat mens was niet goed snik, met haar koekoeksklok. Wat had dat er nu mee te maken? Dat kun je toch geen schadeclaim noemen? Dat ging waarachtig meer lijken op ongewenste intimiteiten, zo’n telefoontje. Wat haalt zo’n mens zich allemaal in haar hoofd?
Het was half vijf. Keulemans begon zijn bureau maar eens op te ruimen en zijn gedachten dwaalden af naar de bowlingbaan waar hij die avond zijn vrienden zou ontmoeten.
‘Ik zie niks,’ had hij gezegd. Maar toen hij die nacht wakker werd uit een droom, zag hij het heel duidelijk voor zich: had hij eindelijk, na tal van bronstige verwikkelingen, die juffrouw – op wie leek ze toch? – een schuurtje in gelokt (en o wat had ze heerlijke, ronde, warme borsten), breekt opeens een lawine van twintigduizend stuiterende sinaasappels los! Het hele schuurtje aan gruzelementen, een emmer geitenmelk (waar kwam die opeens vandaan?) over zijn broek – en die juffrouw natuurlijk foetsie…
‘Getverdemme!’ mompelde Keulemans. ‘Geitenmelk… Dat is toch walgelijk…’
Even later zat hij slaapdronken op de wc en probeerde zich weer die heerlijke droomjuffrouw voor de geest te halen. Maar hij zag alleen maar dansende sinaasappels op een alpenweitje.
***
‘Zeker weer veel gedronken, gisteravond?’ zei mevrouw Keulemans de volgende ochtend aan het ontbijt.
‘Mmm. Valt wel mee… Hoezo?’
‘Anders moet je nooit midden in de nacht naar de wc… Alleen na zo’n bowlingavondje is het altijd raak.’
Meneer Keulemans keek op uit de krant die naast zijn bord lag.
‘Sorry hoor. Heb ik je wakker gemaakt?’
‘Ja. En wat was er nou met die geitenmelk?’
‘Geitenmelk?
‘Ja. Ik hoorde je duidelijk zeggen: “Getverdemme, geitenmelk!” en toen mompelde je nog wat…’
‘Al sla je me dood…’ zei Keulemans, kauwend op zijn boterham. Maar op hetzelfde moment schoot hem zijn zwoele droom weer te binnen.
‘O, wacht… ja. Weet je dat dat was? Ik droomde dat ik liep te wandelen in de bergen, op zo’n sappig alpenweitje, en opeens komt er een enorme lawine van sinaasappels naar beneden langs die hellingen…’
‘Wat heeft dat nu met geitenmelk te maken?’
‘Nou, daar stond een emmer geitenmelk, en die viel om…’
‘En toen moest je plassen?’
‘Toen werd ik wakker, ja…’
‘Wat een idiote combinatie: geitenmelk en sinaasappels…’
‘Tja… Laat me nu even de krant lezen, wil je?’
Ze deed er het zwijgen toe, maar mevrouw Keulemans was er nog niet over uitgedacht. Toen hij tien minuten later de deur uit was en ze de ontbijtspullen liep op te ruimen, vroeg ze zich af wat hij in godsnaam in een alpenweitje te zoeken had… Verleden jaar, toen zij eindelijk wel eens naar Zwitserland op vakantie wilde, had hij net zo lang gechicaneerd tot ze toch maar weer naar de Costa Brava gingen. Maar ’s nachts loopt meneer lekker op z’n eentje door de alpen te kuieren! Wat was het toch ook een snertvent… Trouwens, wandelen, hah! Hij was nog te lui om een wandelingetje van vijf minuten naar de bakker te maken!
Pas een uur later, tijdens het stofzuigen, schoten haar de sinaasappels weer te binnen. Dat kwam doordat ze nadacht over de opdracht die ze had gekregen op de cursus ‘Decoratief schilderen’: ze moest een dessin ontwerpen voor ‘feestelijk pakpapier’, en opeens zag ze die lawine van sinaasappels voor zich, stuiterend door het frisse groene gras… Precies wat ze nodig had!
Het beeld liet haar niet meer los. Na het stofzuigen ging ze meteen aan het werk en terwijl ze aan de keukentafel zat te schilderen, liet ze haar fantasie de vrije loop. Hij kon hoog of laag springen, dit jaar gingen ze naar de alpen, waar de sinaasappels door het malse gras dansten…
Even fronste ze haar wenkbrauwen: daar groeiden toch helemaal geen sinaasappelen? Nou ja, wat maakt het uit: in een droom kon immers alles… je zag het gewoon voor je, hoe die horde naar beneden kwam: als een vrolijke kudde over elkaar buitelende bolletjes, iets feestelijkers kon je moeilijk bedenken. Een frisgroen fond met een streepjesmotief, misschien hier en daar een madeliefje?
Het kon raar rollen in de wereld, bedacht mevrouw Keulemans: iemand droomt iets, en voor je het weet maakt iemand anders er pakpapier van… Ze herinnerde zich de lottoballetjes die je vroeger op televisie over elkaar zag buitelen in zo’n draaiende glazen bol… Een lawine van sinaasappels, hoe kom je erop/ En de koeien die daar liepen te grazen, die schrokken zich natuurlijk een ongeluk, die sloegen met klotsende uiers op hol. Een wild gebeier van koeiebellen vulde het hele dal, tot het oranjelegioen was uitgeraasd en stillag, beneden in het dal… Nee: eentje was helemaal doorgerold tot in de beek, zo’n woest bruisend bergbeekje. Ploem! Kopje-onder, en daar was het alweer, meegevoerd door de snelle stroom, botsend tegen de keien, onder bruggetjes door, langs van die mooie oude vakwerkhuizen, door middeleeuwse stadjes, steeds verder, dobberend op de golven… Waar moest dat heen?
***
Toen Van Splunteren terugkwam, nadat hij alle formaliteiten in Zwitserland netjes had afgewikkeld, kreeg hij op de zaak te horen dat hij ontslagen was. Verontwaardigd legde hij uit dat hij er niets aan kon doen: olie op de weg, in een slip geraakt… Maar Bik was niet te vermurwen. Vloekend verliet de chauffeur het kantoor.
Thuis was hij niet te genieten. Na twee dagen zei zijn vrouw: ga toch een dagje vissen, dan vergeet je de hele ellende een beetje. Dat leek Van Splunteren een goed idee en de volgende dag tufte hij met een vriend naar hun favoriete plekje, ergens in de Biesbosch.
Daar tuurden ze urenlang zwijgend naar hun dobbers.
Er dreef een sinaasappel voorbij.
‘Kijk,’ zei Van Splunteren. ‘Daar gaat m’n vrachie…’
‘Oranje boven!’ zei de ander.
Toen was het weer een poos stil.
‘Wat gebeurt er eigenlijk met zo’n lading na een ongeluk?’ vroeg zijn vriend opeens.
‘Nou, de helft is overgeladen in een andere wagen, daar was niks mee aan de hand. En die andere helft, tja, die kukelde de berg af… ik heb geen idee…’
Ze vingen niet veel, maar ze bleven vissen tot ze de zon als een vurige oranje bol in het water zagen zakken.
‘Shit,’ zei Van Splunteren.
‘Wat is er?’
‘Nou zie ik ze ook al uit de lucht vallen!’
En hij hoorde zijn hikkende lach wegstuiteren over het stille water.
Uit: Schermutselingen, De Bezige Bij, 1977.