BulkBoek BesteKorteVerhalen (dit is een pilot)
Charles Chesnutt
Lees voor 🔊
[Een van de beroemdste verhalen over racisme uit de Afro-Amerikaanse literatuur]

     Charles W. Chesnutt (1858 – 1932)
     De kinderen van de sheriff


Een moord kwam zelden voor in Branson County. Ieder goed ingelichte burger kon zich het aantal moorden van de laatste vijftig jaar herinneren en ook of de dader ontsnapt was dan wel zijn gerechte straf had ondergaan. Daarom was er grote opwinding in het dorp, toen er op zekere zomerse vrijdagmorgen bekend werd, dat Kapitein Walker 's nachts was vermoord. Er werden praktisch geen zaken meer gedaan en de burgers kwamen in groepjes bij elkaar om over de moord te praten. Tijdens het openbare onderzoek kwam uit dat een vreemde kleurling door een boer, die van Troy of weg naar huis was, in de buurt was gezien. Ook andere aanwijzingen schenen deze vreemdeling met de moord in verhand te brengen. 
De sheriff organiseerde een opsporingsdienst en vroeg in de avond, toen de meeste burgers van Troy aan tafel zaten, werd de verdachte in de streekgevangenis opgesloten. 
De volgende morgen had het nieuws van de gevangenneming de uiterste hoeken van de provincie bereikt. Een groter aantal mensen dan gewoonlijk kwam die zaterdag naar de stad - bebaarde mannen met strohoeden op, gekleed in met de hand geweven hemden en wijde broeken, vrouwen in zelfgesponnen jurken, met gezichten, even uitdrukkingsloos als de eentonige heuvels waar ze een moeizaam bestaan vonden. 
De moord was ongeveer het enige onderwerp van gesprek. Een gestadige stroom van nieuwsgierigen bezocht het rouwhuis en keek neer op het verweerde gezicht van de veteraan, die nu stijf en koud neerlag; en menige traan werd gestort bij de herinnering aan de glimlach en de grappen - soms overjarig, meestal weinig leuk, maar altijd hartelijk - waarmee de Kapitein zijn kennissen placht te begroeten. Er ontstond een steeds sterker gevoel van woede bij deze ernstige mensen, gericht tegen de moordenaar die hun vriend had geveld, en een sterke mening tevens dat het gewone recht niet streng genoeg was voor een dergelijke misdaad. 
Tegen de middag was er een informele bijeenkomst van burgers in de winkel van Dan Ayson. 
'Ik hoor dat Rechter Kyahta te ziek is om zitting te houden,' zei een van hen, en een blijk van teleurstelling ging door de menigte. 
'Dit is de gemeenste, smerigste moord, die ooit in deze streek is gepleegd,' zei een ander, met grimmige nadruk. 
'Ik denk dat die nikker dacht dat de Kapitein een paar duizendjes achter de hand had,' merkte een derde spreker op. 
'De Kapitein,' zei een ander op een toon van iemand die superieure inlichtingen had gekregen, 'had twee koffers met geld uit de burgeroorlog, waarvan hij dacht dat 't vroeg of 
laat nog wat waard zou worden.' 
Deze mededeling gaf aanleiding tot een woordenwisseling over de mogelijke waarde van dat soort geld, maar spoedig werd het gesprek weer op de moord gebracht. 
'Hangen is te goed voor die moordenaar,' zei iemand, 'hij moet verbrand worden in plaats van gehangen.' 
Er viel een drukkend zwijgen, waarin een kan met zelfgemaakte whiskey de ronde deed. 
'Nou,' zei een stevige boer, die, ondanks zijn vredelievende uitdrukking en zijn fletse oogopslag, bekend stond als iemand die met grote moed een guerrilla-troep had geleid, 'wat zijn jullie van plan 'r tegen te doen? Als jullie een of andere neger de beste blanke in Branson laat vermoorden zonder er iets van te zeggen of aan te doen, dan verhuis ik.' 
Deze opmerking bepaalde de toon en de richting van het verdere gesprek. Of de vrees de boer te verliezen invloed had op het resultaat of niet, is voor dit verhaal niet belangrijk, maar in ieder geval besloot de menigte de neger te lynchen. Ze waren het er over eens dat dit het minste was dat ze konden doen om de dood van hun vermoorde vriend te wreken en dat het een goede manier was om zijn nagedachtenis te eren. 
Ze hadden wel vage ideeën van de oppermacht van de wet en het recht van de staatsburger, maar in de hartstocht van het ogenblik vergaten ze dat; een neger had een blanke man vermoord. 
'De Kaptein was 'n ouwe soldaat,' zei een van zijn vrienden plechtig. 'Hij zal beter rusten als hij weet dat 'r 'n krijgsraad is gehouden en dat 'r recht is gedaan.' 
De lynchers kwamen overeen elkaar in de winkel van Tyson om vijf uur 's middags te treffen en van daaruit naar de gevangenis te gaan. Toen de voorbereidingen voor het lynchen waren afgesproken en een comité was benoemd om de zaak te leiden, ging men uit elkaar. Sommigen gingen naar huis om te eten, anderen gingen hulp voor de lynchpartij zoeken. 
Het was twintig minuten voor vijf toen een opgewonden neger hijgend en zwetend aanklopte aan de achterdeur van het huis van Sheriff Campbell, dat een eindje van de gevangenis aflag. Een gekleurde vrouw met een tulband op het hoofd kwam naar buiten. 
'Dag Zuster Nancy.' 
'Dag Broer Sam.' 
'Is de sheriff thuis?' 
'Ja, Broer Sam, hij is aan 't eten.' 
'Zou je 'm willen vragen even aan de deur te komen, Zuster Nancy?' 
De vrouw ging de eetkamer binnen en een ogenblik later kwam de sheriff aan de deur. Hij was een grote, gespierde man, blozender van huidskleur dan de meeste mensen uit het Zuiden. Zijn diepliggende grijze ogen keken onder borstelige wenkbrauwen uit en hij droeg een volle baard, die eens zandkleurig was geweest, maar nu overvloedig met grijs was bespikkeld. Het was warm; de sheriff had zijn jas en vest uitgetrokken en zijn overhemd stond open aan de hals. 
'Wat wil je, Sam?' vroeg hij aan de neger, die met zijn hoed in de hand stond en met een gescheurde hemdsmouw zich het zweet van het gezicht veegde. 
'Sheriff, ze willen de gevangene die in de gevangenis zit, gaan ophangen. Ze zijn al op weg. Ik lag te slapen achter een paar meelzakken in de winkel, toen ik er Dokter Cain en Kolonel Wright over hoorde praten. Ik slipte door de achterdeur weg en kwam zo gauw ik kon hier heen. Ik heb u eens in de winkel horen zeggen, dat niemand ooit een gevangene van u zou kunnen wegnemen, behalve dan over uw lijk en daarom dacht ik dat ik 't u moest laten weten dat ze kwamen, zodat u de gevangene kan beschermen.' 
De sheriff luisterde kalm, maar zijn gezicht verstrakte en een vastberaden gloed kwam in zijn ogen. Hij richtte zich op en onbewust nam hij de houding aan van een soldaat die ieder ogenblik van aangezicht tot aangezicht tegenover de vijand kan komen te staan. 
'Dank je wel, Sam,' antwoordde hij. 'Ik zal de gevangene in bescherming nemen. Wie komen 'r?' 
'Ik weet niet wie 'r niet allemaal komen,' antwoordde de neger. 'Meneer McSwayne en Dokter Cain en Majoor McDonald en Kolonel Wright en nog 'n stel. Ik was zo bang dat ik meer dan de helft vergeten ben. Ik denk dat ze al gauw hier zullen zijn en daarom ga ik maar weg, want ik wil niet dat iemand denkt dat ik hier iets mee te maken heb gehad.' 
De neger keek zenuwachtig om zich heen en maakte een beweging alsof hij wou vertrekken . 
'Wil je eerst niet wat eten?' vroeg de sheriff. 
De neger keek verlangend door de deuropening en snoof de prikkelende geur van gebakken spek op. 
'Daar heb ik geen tijd voor, sheriff,' zei hij, 'maar misschien kan Zuster Nancy me wat brengen dat ik kan meenemen om onderweg op te eten.' 
Even later bracht Nancy hem een grote boterham met een dik stuk vet spek belegd en een paar gebakken knollen. De neger zette haastig zijn gerafelde hoed weer op het hoofd, stak de knollen in de zakken van zijn wijde broek, holde met de boterham in de hand naar de weg en verdween in het bos daarachter. 
De sheriff ging het huis weer binnen en trok zijn jas aan. 
Toen nam hij een dubbelloopsgeweer dat hij met hagel vulde. Hij laadde de kamer van een revolver met nieuwe kogels en stak hem in de zak van zijn jas. Een knappe jonge vrouw zag dit alles met angstige verbazing aan. 
'Waar gaat u naar toe, vader?' vroeg ze. Ze had het gesprek met de neger niet gehoord. 
'Ik ga naar de gevangenis,' antwoordde de sheriff. 'Er komt 'n stel lui hier naar toe om de neger die we opgesloten hebben te lynchen. Maar dat zal niet gebeuren,' voegde hij er met nadruk aan toe. 
'Vader, ga niet!' smeekte het meisje en greep hem bij de arm. 'Ze zullen u neerschieten als u hem niet afgeeft.' 
'Maak je om mij niet ongerust, Polly,' zei de vader geruststellend en maakte zachtjes haar handen los. 'Ik kan wel voor mezelf wrgen. Er is geen mens in Branson County die op mij zou durven schieten. En verder heb ik vaak genoeg in het vuur gestaan om nu mijn plicht niet te verzaken. Blijf jij maar in huis,' ging hij verder, 'en als iemand je lastig valt neem je 't oude pistool dat in het buffet ligt. Het is 'n beetje ouderwets, maar een paar jaar geleden heeft het nog goed werk gedaan.' 
Het jonge meisje beefde bij deze bloedige herinnering, maar verzette zich niet meer tegen het vertrek van haar vader. 
De sheriff van Branson stond ver boven de bewoners van zijn provincie in bezit, opleiding en sociale positie. Hij behoorde tot een van de weinige families die voor de oorlog grote landgoederen en vele slaven hadden bezeten. Hij had gestudeerd en was op de hoogte van moderne literatuur en filosofie. In zijn jeugd had hij gereisd en hij werd in de streek beschouwd als een deskundige op alle gebieden buiten de provincie. Na de burgeroorlog had hij de eed van trouw afgelegd en hij was door het volk gekozen als de meest geschikte kandidaat voor de post van sheriff. 
Sheriff Campbell had een hoge opvatting van de verantwoordelijkheid van zijn post; hij wist wat zijn plicht was en daarom twijfelde hij niet op weg naar de gevangenis. Hij was niet bang voor Polly's veiligheid. 
De sheriff had juist de zware voordeur van de gevangenis achter zich gesloten, toen enige bereden mannen, gevolgd door een menigte te voet, de bocht omkwamen en de gevangenis naderden. Ze hielden stil voor het hek en één van hen steeg af en sloeg op de deur met zijn rijzweep. 
'Wat is er aan de hand?' riep de sheriff. 
'We willen je spreken, sheriff,' was het antwoord. 
De sheriff opende een luikje in de deur en sprak erdoor. 
'Dat is best jongens, praat maar. Jullie zijn allemaal vreemden voor me en ik kan me niet voorstellen wat jullie hier te zoeken hebben.' De sheriff vond het niet nodig bij zulke gelegenheden iemand te herkennen. 
'We zijn afgevaardigd door de burgerij en we willen naar binnen.' 
'Waarom? 't Is niet zo moeilijk de gevangenis in te komen. De meeste mensen willen 'r juist uit blijven.' 
De menigte was niet in de stemming om een grap te waarderen. 
'We willen met die nikker spreken die Kapitein Walker vermoord heeft.' 
'Je kan met die nikker in de rechtszaal spreken als hij verhoord wordt. Het Hof heeft volgende week zitting. Ik weet wat jullie willen, maar jullie krijgen mijn gevangene niet. Willen jullie 't brood uit de mond van een arme man stoten? Ik krijg vijfenzeventig cent per dag voor het huisvesten van die gevangene en hij is de enige op het ogenblik. Ik kan mijn familie niet te kort doen alleen maar voor jullie plezier.' 
Een of twee jongemannen in de menigte lachten bij dat idee, maar ze werden tot stilte gemaand door de anderen. 
'Als je ons niet binnen laat,' riep iemand, 'dan rammen we de deur in.' 
'Doe maar,' antwoordde de sheriff luid, zodat ieder hem kon horen, 'maar ik waarschuw jullie van te voren. De eerste die 't probeert krijgt een lading hagel. Ik ben sheriff van deze provincie, ik ken mijn plicht en ik zal er naar handelen.' 
'Waarom maak je zo'n drukte, sheriff?' vroeg een van de leiders. 'Die nikker moet toch hangen, hij verdient 't ruimschoots; en we moeten de andere nikkers leren waar hun plaats is, want anders hebben de blanken hier geen leven meer.' 
"t Geeft allemaal niets,' antwoordde de sheriff. 'Buiten ben ik ook 'n blanke, maar in deze gevangenis ben ik sheriff, als die nikker gehangen moet worden, dan zal ik dat doen. En daarom kunnen jullie beter rechtsomkeert maken en naar Troy teruggaan. Jullie hebben een prettige tocht gehad en de lichaamsbeweging zal jullie goed doen. Jullie kennen me. Ik heb kruit en kogels en ik heb al meer voor het vuur gestaan, oog in oog met de vijand en ik ben niet van plan deze gevangenis over te geven zolang ik nog schieten kan.' Nadat hij zijn bedoelingen duidelijk had gemaakt, sloot de sheriff het luikje en zocht een plaats van waaruit hij het beste de gevangenis zou kunnen verdedigen. 
De menigte trok zich een eindje terug en de leiders hielden krijgsraad. Toen de sheriff het luikje had gesloten besteeg hij de steile trappen naar de eerste verdieping, waar de cel was. 
De beste positie, van waaruit hij de bewegingen van de menigte kon gadeslaan, was het raam van de cel, die nu door de gevangene werd bewoond. 
De sheriff maakte de deur open en trad binnen. De gevangene zat in een hoek gehurkt, zijn geel gezicht bleek van angst. Koud zweet lag op zijn voorhoofd en zijn tanden klapperden. 
'In godsnaam, sheriff,' mompelde hij hees, 'laten ze me niet lynchen. Ik heb die ouwe man niet vermoord.' 
De sheriff keek naar de ineengekrompen stakker met een blik waarin verontwaardiging en afkeer gemengd waren. 
'Sta op,' zei hij scherp. 'Je zult waarschijnlijk vroeg of laat wel gehangen worden, maar vandaag niet, als ik er iets aan kan doen. Ik zal je boeien losmaken en als ik de gevangenis niet kan houden, moet je maar zien hoe je je eruit redt. Als ze me doodschieten beschouw ik me van mijn verantwoordelijkheid ontheven.' 
Er waren ijzeren boeien om de enkels van de gevangene en handboeien om zijn polsen. Ze vielen rinkelend op de grond toen de sheriff ze losmaakte. 'Blijf van het raam weg,' zei de sheriff. 'Ze zouden op je kunnen schieten als ze je zagen.' 
De sheriff schoof een bankje bij het raam en legde er zijn revolver op. Toen nam hij zijn geweer en ging naast het raam staan waar hij de bewegingen van de menigte kon gadeslaan zonder zichzelf bloot te geven. 
De lynchers hadden geen doelbewuste weerstand verwacht. Natuurlijk hadden ze gerekend op een formeel protest en misschien een voldoende vertoon van verweer, om de sheriff te vrijwaren tegen de bezwaren van mensen met overdreven rechtsgevoel. Maar ze waren niet voorbereid op een gevecht en niemand scheen geneigd te zijn een aanval op de gevangenis te beginnen. 
De leiders spraken met elkaar met veel vertoon van uiterlijke opwinding, duidelijk zichtbaar voor de sheriff, ofschoon hij te ver verwijderd was om te horen wat er werd gezegd. Tenslotte ging een van hen naar de wachtende menigte toe. 
'Jongens,' zei de boodschapper, 'voor het ogenblik kunnen we niks doen. De sheriff heeft gezegd dat hij zou schieten en niemand van ons voelt er iets voor om Kapitein Walker nou al te volgen. En verder is de sheriff een beste vent en we willen hem geen kwaad doen. Maar,' voegde hij er aan toe, als om de menigte, die tekenen van teleurstelling begon te vertonen, gerust te stellen, 'die nikker kan toch wel z'n gebedjes zeggen, want hij heeft niet lang meer te leven.' 
Er kwamen kreten van verzet uit de menigte en verscheidene stemmen drongen er op aan toch een aanval te ondernemen. Maar de meer gematigden wonnen en de massa trok zich mokkend terug. 
De sheriff stond aan het raam, totdat zij in de bocht van de weg waren verdwenen. Hij verslapte zijn waakzaamheid niet toen de laatste man uit het gezicht was. Hun aftocht zou wel eens een krijgslist kunnen zijn. Zijn aandacht was zo gespannen dat hij niet merkte hoe de gevangene voorzichtig naderbij sloop, zijn hand uitstrekte en de revolver pakte, die op de bank naast de sheriff lag. Daarna kroop hij geruisloos weer naar zijn plek in de hoek van de kamer terug. 
Vlak nadat de laatste lyncher verdwenen was, werd er een schot uit het bos aan de overkant van de weg gevuurd; een kogel floot langs het raam en kwam in het hout, een paar centimeter van de sheriff, terecht. Vlug mikte hij met zijn geweer en schoot tweemaal naar de plek waar een kleine rookwolk aanduidde waar het vijandelijk schot was afgevuurd. 
Hij bleef even kijken, zette zijn geweer tegen het raam en greep werktuiglijk achter zich om het andere wapen te pakken. Het lag niet op de bank. Nadat de sheriff zich dat gerealiseerd had, draaide hij zich om en keek in de loop van een revolver. 
'Blijf waar je bent, sheriff,' zei de gevangene, met gloeiende ogen, zijn gezicht bijna rood van opwinding. 
De sheriff vervloekte inwendig zijn onvoorzichtigheid. Hij had iets dergelijks niet verwacht. Hij had gerekend op de lafheid van de neger en zijn onderdanigheid ten opzichte van een gewapende blanke. De sheriff was een moedig man maar hij besefte dat hij in de macht van de gevangene was. De twee mannen stonden een ogenblik tegenover elkaar en vochten een zinloos duel uit met hun ogen. 
'Nou, wat ben je van plan?' vroeg de sheriff met gedwongen kalmte. 
'Er vandoor te gaan, natuurlijk,' zei de gevangene op een toon die de sheriff dwong hem oplettender aan te zien, met een onwillekeurig gevoel van angst; als de man niet waanzinnig was, dan was hij er toch na aan toe en even gevaarlijk. 
De sheriff voelde dat hij voorzichtig moest zijn en op een kans moest wachten die de situatie in zijn voordeel zou doen keren. 
De handige, wanhopige man voor hem was volkomen verschillend van het bevende wrak dat enige minuten geleden nog zo meelijwekkend om zijn leven had gesmeekt. 
Tenslotte zei de sheriff: 'Is dat je dankbaarheid omdat ik je het leven heb gered? Als ik dat niet had gedaan, zou je nu aan de tak van de een of andere boom bungelen.' 
'Dat is waar,' zei de gevangene, 'je hebt mijn leven gered. Maar voor hoe lang? Toen je binnenkwam zei je, dat het Hof de volgende week zou zitten. Toen de lynchers weggingen zeiden ze dat ik niet lang te leven had. Het is dus een keus tussen twee stroppen. ' 
'Zolang er leven is, is er hoop,' antwoordde de sheriff. Hij uitte deze gemeenplaats mechanisch, terwijl zijn hersens bezig waren een middel tot ontsnapping te bedenken. 'Als je onschuldig bent zal je dat kunnen bewijzen.' 
De mulat bleef de sheriff strak aankijken. 'Ik heb die ouwe man niet vermoord,' antwoordde hij, 'maar ik zal dat nooit kunnen bewijzen. Ik was om negen uur bij hem thuis. Daar heb ik de jas gestolen die ik aan had toen ik gepakt werd. Ik zou zelfs bij een eerlijke rechtszitting veroordeeld worden, als de werkelijke dader vóór die tijd niet werd ontdekt.' 
De sheriff wist dat maar al te goed. Terwijl hij overdacht wat hij nu moest antwoorden, ging de gevangene verder: 'Gooi me de sleutels toe - nee, maak de deur open.' 
De sheriff bleef een ogenblik besluiteloos staan. De ogen van de mulat gloeiden dreigend. De sheriff ging naar de deur en maakte hem open. 
'Ga nou naar beneden en maak de buitendeur open.' 
Het hart van de sheriff klopte luider. Misschien kon hij nu ontsnappen. Hij ging de smalle trappen af met de gevangene dicht achter zich aan. De sheriff stak de grote ijzeren sleutel in het slot en draaide hem om. Nu hoefde hij alleen nog maar de deur open te doen. 
'Stop!' riep de mulat, die zijn gedachten blijkbaar had geraden. 'Als je je beweegt schiet ik je aan stukken.' 
De sheriff gehoorzaamde, hij begreep dat zijn kans nog niet gekomen was. 'Ga nou terug naar boven,' zei de gevangene. 
'Ik ben bang,' voegde hij er nadenkend aan toe, 'dat ik jou zal moeten vermoorden om mezelf te redden.' 
'Grote Godl' riep de sheriff in onwillekeurige angst uit, 'je wilt toch niet de man vermoorden aan wie je je leven te danken hebt?' 
'Je spreekt meer waarheid dan je denkt,' antwoordde de mulat. 'Ik heb inderdaad mijn leven aan jou te danken.' 
De sheriff schrok. 'Wie ben je?' vroeg hij. 
'Tom, de zoon van Cicely,' antwoordde de ander. Hij had de deur van de cel gesloten en praatte nu met de sheriff door de tralies. 'Kun je je Cicely niet herinneren - Cicely die je met haar kind hebt verkocht aan een opkoper in Alabama?' 
De sheriff herinnerde het zich. Hij had er vaak spijt van gehad. Het was de oude geschiedenis geweest van schulden, hypotheken en slechte oogsten. Hij had ruzie gehad met de moeder. De prijs die men hem voor haar en haar kind had geboden was buitengewoon groot geweest en hij had toegegeven aan zijn woede en zijn geldnood. 
'Grote God,' hijgde hij, 'je zult je eigen vader toch niet vermoorden?' 
'Mijn vader?' antwoordde de mulat. 'Aan welke vaderlijke plicht heb je je ooit iets gelegen laten liggen? Heb je me je naam, of zelfs je bescherming gegeven? Andere blanke mannen hebben hun gekleurde zonen vrijheid en geld gegeven en ze naar de vrije Staten gestuurd. Maar jij hebt me naar de rijstmoerassen verkocht.' 
'Ik heb je in ieder geval het leven geschonken waaraan je je vastklemt. ' 
'Het leven?' zei de gevangene met een sarcastische lach. 'Je hebt me je eigen bloed, je eigen trekken gegeven - niemand hoeft ons twee keer te zien om dat te weten - en je hebt me een zwarte moeder gegeven. Arme ziel! Ze stierf onder de zweep. Jij hebt me de ziel van een blanke gegeven en je hebt een slaaf van me gemaakt en mijn ziel daarmee vernietigd.' 
'Maar je bent nu vrij,' zei de sheriff. 'Je bent naar school geweest.' 
Hij had gemerkt dat de mulat meer en betere woorden tot zijn beschikking had dan de meeste mensen uit Branson. 
'Ik ben naar school geweest en ik heb geloofd dat het mijn lot zou veranderen. Maar wat heb ik geleerd? Ik heb geleerd dat geen ontwikkeling of kennis de kleur van mijn huid zal veranderen en dat ik altijd zal dragen wat in mijn land als het teken van minderwaardigheid wordt beschouwd. Als ik er ernstig over nadenk, kan zo'n leven me niet veel schelen. Het is het dier in me, niet de mens, dat vlucht voor de galg. Ik ben je niets schuldig,' vervolgde hij, 'en ik verwacht ook niets van je, het zou niet meer dan rechtvaardig zijn als ik me zou wreken voor wat je mijn moeder en mij hebt aangedaan. Toch zie ik er tegen op je neer te schieten; ik heb nog nooit een mens gedood - want ik heb de oude kapitein niet vermoord. Wil je me beloven geen alarm te slaan en geen poging te doen me te pakken tot morgen, als ik niet schiet?' 
De twee mannen waren zo verdiept in hun gesprek dat geen van hen de benedendeur had horen opengaan. Geen van beiden hoorde een lichte stap op de trap of zag een slanke gestalte door de donkere gang naar de mulat toe sluipen. 
De sheriff aarzelde. De strijd tussen zijn liefde voor het leven en zijn plichtsgevoel was vreselijk. Het mag vreemd lijken dat een man die zijn eigen kind kon verkopen op zo’n ogenblik als zijn leven op het spel stond kon aarzelen. Maar de verderfelijke invloed van de slavernij vergiftigde de bronnen van het leven en schiep nieuwe maatstaven van rechtvaardigheid. De sheriff was gewetensvol, zijn geweten was scheefgegroeid door de omstandigheden. Laat niemand vragen wat zijn antwoord zou zijn geweest; hij werd gespaard voor de noodzaak van een beslissing. 
'Stop,' zei de mulat, 'je hoeft niets te beloven. Ik zou je toch niet kunnen vertrouwen. Het is jouw leven voor het mijne, er is maar één veilige oplossing voor mij, je moet sterven.' 
Hij hief zijn arm op om te schieten, toen kwam er een knal van een schot uit de gang achter hem. Zijn arm viel zwaar neer en het pistool viel aan zijn voeten. 
De sheriff herstelde zich het eerst van zijn verrassing, hij gooide de deur open en raapte het gevallen wapen op. Toen gooide hij de gevangene weer in de cel en sloot de deur achter hem. Daarna wendde hij zich tot Polly, die bijna flauwgevallen tegen de muur leunde. 
'O, vader, ik was juist op tijd,' riep ze opgewonden en snikkend wierp ze zich in zijn armen. 
'Ik heb gewacht tot ze allemaal weg waren,' zei ze. 'Ik hoorde het schot uit het bos en ik zag u schieten. Toen u niet naar buiten kwam, werd ik bang dat er iets gebeurd was, dat u misschien was gewond. Ik nam het andere pistool en ging hier naar toe. Toen ik de deur open vond, wist ik dat er iets was misgegaan en toen ik stemmen hoorde, sloop ik naar boven en ik kwam net op tijd. O, het was bijna te laat!' 
Toen ze wat kalmer was geworden liet de sheriff haar buiten staan en ging weer de cel binnen. De arm van de gevangene bloedde uit een vleeswond. Zijn overmoed had plaats gemaakt voor een diepe apathie. Er was op zijn gezicht geen teken van vrees, teleurstelling of enig ander gevoel. 
De sheriff stuurde Polly naar huis voor verband en verzorgde de wond van de gevangene met de ruwe vaardigheid die hij in zijn militaire loopbaan had opgedaan. 
'Morgen zal ik een dokter laten komen om de wond te verbinden,' zei hij tot de gevangene, 'als je je rustig houdt is dit voorlopig voldoende. Als de dokter je vraagt hoe je aan die wond komt, kun je zeggen dat je getroffen bent door de kogel uit het bos. Het zou je geen goed doen als het bekend werd dat er op je geschoten is bij een poging tot ontvluchting.' 
De gevangene sprak geen woord van dank of verontschuldiging, maar bleef bewegingloos zitten. Nadat de gewonde arm was verbonden, gingen Polly en haar vader naar huis. 
De sheriff was ongewoon verstrooid die avond. Hij deed zout in zijn koffie en goot azijn over zijn pannenkoeken. Op Polly's vragen antwoordde hij nauwelijks. Toen hij naar bed was gegaan lag hij nog lang wakker. 
In de stille uren van de nacht, toen hij alleen was met God, kwamen vele ongewone gedachten bij hem op. Een paar uur te voren, toen hij op de drempel van de dood had gestaan, had hij ondervonden wat, naar men zegt, verdrinkende mensen voelen - een soort verheldering van het moreel besef, waarin driften, verlangens en vooroordelen één ogenblik verdwijnen en waarin alle begane daden in het licht der waarheid worden gezien, in hun juiste proporties en verhoudingen - een geestesgesteldheid waarin men zichzelf ziet zoals men veronderstelt dat God ons beschouwt. De sheriff besefte dat hij schuldig was jegens zijn zoon - dat geen wet of gewoonte een verantwoordelijkheid die eigen was aan de natuur der mensen kon vernietigen. Hij kon de gevolgen van zijn zonde niet ontgaan, tenminste niet in de ogen van God. 
Hij voelde nu medelijden voor de mulat. Hij had hem uit de slavernij moeten redden, hem naar het vrije noorden moeten sturen, of naar een ander land, waar hij zijn talenten zou hebben kunnen ontwikkelen; of hij zou de jongen op de plantage hebben moeten houden waar de last van de slavernij hem niet zo zwaar gevallen zou zijn. 
Van wat hij zou hebben kunnen doen naar wat hij kon doen was een makkelijke overgang voor het ontwaakte geweten van de sheriff. Hij zou zijn gevangene kunnen laten ontsnappen, maar zijn ambtseed, zijn plicht als sheriff, stonden dat in de weg, en daarom verwierp de sheriff deze gedachte. Hij kon echter de omstandigheden van de moord nagaan en hemel en aarde bewegen om de ware misdadiger te ontdekken, want hij twijfelde niet meer aan de onschuld van de gevangene. Hij kon een advocaat voor de veroordeelde nemen en misschien de openbare mening in zijn voordeel beïnvloeden. 
En als hij eenmaal was vrijgesproken zou er wel een middel kunnen worden bedacht, waarmee de sheriff voor een deel zijn schuld tegen zijn zoon - tegen de maatschappij – tegen God - kon boeten. 
Toen de sheriff dit besluit had genomen, viel hij in een onrustige slaap waaruit hij de volgende morgen laat ontwaakte. 
Vóór het ontbijt ging hij naar de gevangenis en vond de gevangene op zijn strozak, met zijn gezicht naar de muur; hij bewoog zich niet toen de sheriff met de deur rammelde. 
'Goedemorgen,' zei de laatste. 
Er was geen antwoord. De sheriff keek nauwkeuriger naar de liggende figuur, er was een onnatuurlijke stijfheid in zijn houding. 
Hij maakte haastig de deur open, ging de cel binnen en boog zich over het uitgestrekte lichaam. Het ademde niet - hij draaide het om - het was koud en stijf. De gevangene had het verband van zijn wond getrokken en was in de nacht doodgebloed. Hij was waarschijnlijk al enige uren dood. 


(Vertaald door Manuel van Loggem)




#AnnoGoudVanOud
#Categorie5AmerikaanseSchrijvers
#Lesniveau***4*
#ThemaRacismeSlavernij

Charles Chesnutt
Lees voor 🔊
De mooiste verhalen uit Nederland en de wereld op je tablet, telefoon of notebook. Met dank aan de Nederlandse Taalunie.