BulkBoek BesteKorteVerhalen (dit is een pilot)
Isaac Babel
Lees voor 🔊
[De absurditeit van oorlog wordt bijna komisch in deze ‘kerkhofscene’]  

     
Isaak Babel (1894-1941)
     Het gezin van Papa Marescot


Wij zijn een dorp binnengetrokken dat wij op de vijand hebben veroverd. Het is een gehucht in de Picardie - een betoverend en bescheiden plaatsje. Onze compagnie kreeg ter bivakering het kerkhof toegewezen. Overal om ons heen lagen gebroken kruisbeelden, brokken van grafmonumenten, zerken, omvergeworpen door de voorhamer van een onbekende aanrander. In staat van ontbinding verkerende lijken zijn uit de door de granaten vernielde graven naar buiten geslagen. Een tafereel, jouw penseel waardig, Michel Angelo! Maar het hoofd van een soldaat staat niet naar mystiek. Het knekelveld is veranderd in een loopgravenstelsel. Daar is het oorlog voor. Wij leven nog. Maar mocht het onze bestemming zijn de bevolking van dit koele oord te vergroten, goed, alleen zullen we dan eerst de rottende oudjes op het marslied van onze mitrailleurs laten dansen.
   Een granaat had een van de grafzerken opgelicht. Waarschijnlijk speciaal om mij een schuilplaats te verschaffen. Ik richtte me in dat gat zo goed mogelijk in, que voulez-vous, on loge, où on peut.
En het is een lichte, stralende lentemorgen. Ik lig op de ontslapenen, kijk naar het vette gras, denk aan Hamlet. Geen slechte filosoof, die arme prins. Schedels die hem antwoord gaven in de taal der mensen. Een kunst die in onze tijd een luitenant bij het Franse leger goed van pas had kunnen komen.
   De korporaal roept me.
   ‘Luitenant, hier is een burger die u spreken wil.’
Maar wat heeft een burger voor de duivel in deze onderwereld te zoeken? Het personage maakt zijn opwachting. Een verfomfaaid, verlept sujet. Gehuld in een zondagse geklede jas. De geklede jas is van boven tot onder met modder bespat. Over zijn onaanzienlijke schouders bungelt een halflege zak. Er zitten vermoedelijk bevroren aardappelen in; telkens als de ouwe een beweging maakt, kleppert er iets in de zak.
   ‘Eh bien, wat is er?’
   ‘Mijn naam, ziet u... ik heet monsieur Marescot, fluistert de burger met een buiging. En daarom ben ik gekomen om...’
   ‘Ja, en?’
   ‘Ik zou madame Marescot en mijn hele gezin graag willen begraven, mijnheer de luitenant...’
   ‘Wat zegt u?’
   ‘Ik heet, ziet u... Papa Marescot heet ik.’
   De oude man tilt zijn hoed op en onthult zijn grauwe voorhoofd.
   ‘Misschien hebt u mijn naam wel eens horen noemen, mijnheer de luitenant.’
   Papa Marescot? Jawel, die naam klonk me bekend in de oren. Jazeker, die heb ik eerder gehoord. Kijk, dit is de hele geschiedenis. Een dag of drie geleden hadden, toen wij het dorp innamen, alle non-combattanten bevel gekregen om te evacueren. Sommigen waren gegaan, anderen gebleven; zij die gebleven waren hadden zich in hun kelders verscholen. Het bombardement had hun moed verslagen, een bescherming van baksteen was niet betrouwbaar gebleken. Er vielen doden. Een heel gezin was onder de brokstukken van zijn ondergrondse schuilplaats om het leven gekomen. En dit was het gezin van Marescot geweest. De naam was me bijgebleven - een echte Franse naam. Het gezin had uit vier personen bestaan - vader, moeder en twee dochters. Alleen de vader was er levend afgekomen.
   ‘Mijn arme vriend, u bent dus Marescot? Dit is allemaal wel heel erg droevig. Wat moest u daar ook, in die ongelukkige kelder, waar was dat goed voor?’
   De korporaal viel me in de rede.
   ‘Het ziet ernaar uit dat ze beginnen, luitenant...’
   Het was te verwachten. De Duitsers hadden beweging in onze loopgraven gezien. Een salvo op de rechterflank, toen spreidde zich het vuur naar links. Ik pakte papa Marescot bij zijn jaskraag en trok hem mee omlaag. Met het hoofd tussen de schouders weggedoken zaten mijn mannen stil onder de dekking, niemand stak zijn neus naar buiten.
   De zondagse geklede jas verschoot en schrompelde ineen. Niet ver van ons af miauwde een katje van 12 centimeter.
   ‘Zegt u nou maar gauw wat we voor u kunnen doen, papaatje. U ziet, hoe ze hier toebijten.’
   ‘Mon lieutenant, ik heb u alles verteld, ik wou mijn gezin ter aarde bestellen.’
   ‘Uitstekend, ik zal de stoffelijke resten laten ophalen.’
   ‘Die heb ik bij me, monsieur lieutenant!’
   ‘Hoe zo?’
   Hij wees op de zak. Daarin bleken de schamele overblijfselen van het gezin Marescot te steken.
   Ik huiverde van ontzetting.
   ‘Best, mijn oude, ik zal bevel geven ze te laten begraven.’
   Hij keek naar mij als naar een man die er een volmaakte domheid heeft uitgekraamd.
   ‘Zodra dit vervloekte lawaai wat tot bedaren is gekomen, begon ik weer, zullen we een prachtig graf voor ze graven. Alles komt in orde, père Marescot, daar kunt u gerust op zijn...’
   ‘Maar, maar ik bezit een familiegraf...’
   ‘Goed zo, wijst u ons dat dan aan.’
   ‘Maar, maar...’
   ‘Wat dan - maar?’
   ‘Maar, mon lieutenant, daar zitten we al de hele tijd in.’


Vertaald door Charles B. Timmer
Voorgelezen door Hans Dagelet, voor UitgelezenVerhalen.nl


#AnnoGoudVanOud
#Categorie6RussischeSchrijvers
#Lesniveau***4*

Isaac Babel
Lees voor 🔊
De mooiste verhalen uit Nederland en de wereld op je tablet, telefoon of notebook. Met dank aan de Nederlandse Taalunie.