Jacob Israël de Haan
Het monster van China
John van Velzen was zowat zeven jaar geleden zonder vele geldmiddelen naar Oost-Azië gegaan, en nu was hij teruggekomen rijk aan geld en goederen.
Hij had mij dat geschreven, en mij tevens gevraagd of ik eens weer bij hem kwam om al zijn fijne eigendommen aan Chinees porselein en Japans lakwerk te zien.
Niet lang daarna ging ik naar Bloemendaal bij Haarlem, waar John alleen woonde in een witte villa, die ik wel van vroeger kende wegens haar bijzondere fraaiheid in ligging en bouw.
2
Wij zaten samen rustig in een ruime galerij met diep en open uitzicht naar het westen, waar het al avond werd. Op zeker ogenblik zag ik met pijn hoe oud en hoe afgevallen John geworden was. Hij sprak met een vale en toonloze stem, voortdurend over zichzelf, met soms enkele opzettelijke woorden over mij en mijn veranderlijke omstandigheden, uit beleefdheid.
'Heleen,' zei hij, 'ik ben rijk. .. ik heb veel geld en veel mooie dingen, dat heb je allemaal gezien ... maar het geeft me niets, kerel, niets ... ik heb 'n hopeloze liefde, jong, en daar kan ik niet overheen komen ... waarachtig niet.'
Hij had een spottende klank in zijn stem, en zijn ogen sneden open. Dus dat was een bui, zoals ik mij nu weer herinnerde, dat hij ook dikwijls had gehad in onze jonge jaren, toen wij veel samen verkeerden.
John zat nu weer zonder beweging en geluid, verslapt, als na overspannen passie.
'Waarachtig, , gilde hij met een lach: 'ik heb je alles laten zien, nu wil ik je ook het voorwerp van mijn liefde laten zien ... wacht, ik zal 't even halen, steek jij dan onderwijl de lampen op ... ja?'
3
Ik was bang, toen hij weg was. Met rillende vrees, en die werd sterker naarmate John langer wegbleef. En hij bleef lang weg, wel een kwartier, geloof 'k, maar dat weet ik niet precies, want in mijn vrees had ik het weten van tijd en wijle verloren, zodat al de tijd bijzonder lang viel.
Eindelijk kwam John terug. Hij had een bruine doos, vóór zich uit, op zijn beide handen. Op het bovenvlak van die doos lag een los mensenhoofd, verschrikkelijk groot. Het hoofd was van Chinese vorm, met een bijzonder zware haarstaart. En het hoofd leefde.
Ik zag het met ongekende angst, terwijl ik in mijn stoel verlamd neerlag, en ik dacht: ben ik gek geworden ... of wat doet John van Velzen dan toch met mij?
Maar die zat volkomen rustig. Hij rookte met weinig beweging.
'Dát is het voorwerp van mijn liefde, Heleen ... zo zegt men immers ... het voorwerp mijner liefde,' sprak hij langzaam en duidelijk.
'Maar wat is het ... god, een enkel hoofd ... ik word 'r ziek van ... zeg 't toch, wat is dat voor een ding?'
4
'Dat is geen ding,' zei John betogend, 'het is een Chinees van 'n jaar of twintig ... kerel, dat 's toch zo'n rare Chinees, en zeldzaam óók, wat ik je brom,.... die is zijn gewicht in goud waard. En 't is niet enkel ´n hoofd, maar gerust ´n hele man ... de rest is alleen wat klein gebleven ... die zit verborgen in de doos ….'
Ik walgde met een week, flauw gevoel in de diepte van mijn onderlijf. Het hoofd keek naar mij met donkere droeve ogen; de fijne mond lachte. Het sprak tegen John, taal, die ik niet verstond, en die ik niet bij verwantschap kende. De stem was diep, maar die martelde mij. John antwoordde, ook in vreemde taal. Mijn hoofd deed toen verschrikkelijk zeer, en ik kreunde.
'Kereltje,' zei John verschrikt: 'ik wist niet, dat het je zó ontroeren zou ... dan had ik het je niet laten zien ... en zó erg is 't niet:. wel mooi, en wreed en merkwaardig ... maar ik dacht juist, dat je dat mooi vond ... wacht, laat ik het maar liever even wegzetten ... dan bedaar je wel wat ... en dan zal ik je vertellen, hoe ik eraan gekomen ben....'
5
Daarna vertelde John, en ik brak zijn spreken geheel niet af: 'De Chinezen, Heleen, dat is heus wel 'n mooi volk .... dat weten ze alleen maar in Europa niet, trouwens, daar weten ze de meeste dingen niet... enfin, dat hindert niet, maar gerust, ze zijn 't mooiste en 't meest verfijnde volk van de wereld. Hun strafstelsel vooral dat is prachtig, ken je de straf van de honderd wonden?... niet? ... dan weten ze iemand honderd wonden te geven, allemaal even pijnlijk, maar je sterft er niet aan .... en dan laten ze je weer lopen.
Goed; en 'n ander vermaak van de Chinezen, dat is het maken van monsters, kerel, daar zijn ze bar knap in. Die Chinees, die je net zag, dat is ook zo'n gemaakt monster ... juist 'n heel zeldzaam.'
Hij vervolgde, vrolijk en opgewekt, nadat hij naar mij gekeken had: 'Juist, nou ben je Heleen weer, en je vindt 't nu toch wel weer leuk om te luisteren, nietwaar? Straks gaan we mijn Chinees nog eens zien ... ja?
Enfin, zo'n monstermakerij, die duurt jaren .... die van mijn monster is op z'n tweede jaar begonnen ... en de meeste mislukken ... die sterven, vóór dat ze klaar zijn, enfin, dat hindert niet, er zijn toch Chinezen genoeg, en de kinderen, die ze nodig hebben, die stelen ze. Weet je, hoe ze zo'n monster als 't mijne maken? Heel eenvoudig: toen dat nog een kleine jongen was, hebben ze zijn hele lichaam in een klem gezet, zodat het niet meer groeien kon, alleen het hoofd is erbuiten gelaten, en dat is dus gewoon doorgegroeid ... en nu is hij volwassen, hij is tweeëntwintig. Je ziet 't, Heleen 't is helemaal niet moeilijk ... en ook niet wreed ... pijn doet 't niet... alleen de meesten mislukken, zoals ik je al zei ... die Chinees, waar ik hem van heb, die had 't wel met 'n dertig kinderen geprobeerd, en de mijne is de enige, die goed is geworden.
Dus je begrijpt, hoe kostbaar en hoe zeldzaam hij is.'
6
'Het is niet wreed: zei John alsof ik hem tegensprak, terwijl ik immers had gezwegen, 'mij geeft hij een gevoel van schoonheid, en van genegenheid, en met andere mensen heb ik niets te maken ... doet 'r niet toe, vind je dat kalme geduld niet prachtig van zo'n Chinees om daar zo'n twintig jaar lang aan een monster te werken: ... want je moet het voederen en schoonhouden ... alles; de meeste Chinezen doen 't voor 't geld, dat ze ervoor krijgen op tentoonstellingen en zo; maar die Chinees, waar ik mijne van heb, die niet, die had geld genoeg ... en hoe maar die kweekte zijn monsters zelf, dat vond hij heerlijk... en hij had er heel wat …maar Hop-Ki, zo heet mijn mannetje, dat was de mooiste en de zeldzaamste, die mij het meest ontroerde. Daarom gaf Tjong-A-Fie hem mij ook ... want, Heleen, die man hield op een ontzettende manier van mij, en ik ook van hem, daarom ben ik ook van hem weggegaan ... enfin, daar wil ik niet eens met je over praten ... ik heb het nu enkel over Hop- Ki, die is dubbel zeldzaam omdat hij zo verfijnd knap is. Dat heeft Tjong-A- Fie zelf gedaan; elke dag heeft die hem lesgegeven, dat vond hij heerlijk ... en nu is Hop- Ki heus knap genoeg. Het is wel grappig om zo'n enkel mensen hoofd te horen praten over Meng Tsz' en Lao Tsz', daar weet hij alles van. Hij leest vlot Chinees, en dat is toch moeilijk genoeg, en hij kan ook goed Engels ... dat maakt hem allemaal dubbel zeldzaam ... 't is misschien jammer, dat ik hem niet aan de geleerde wereld overdoe, maar ik hou hem liever voor mij alleen:
7
John had op een toon uitgesproken alsof hij nu antwoorden van mij verwachtte, maar ik zweeg breekbaar van ontroering, zodat hij verder sprak, snel, driftig, fel:
'Soms maakt het mij wanhopig dat hij hier is ... want ik hou van hem ... het doet er niet toe hoe ... doet niet ... ik moest een afschuw van 'm hebben, net als jij, toen ik hem hier binnenbracht... en dat maakt mij ellendig over mijzelf. Maar meestal vind ik het heerlijk bij hem te zijn en hem voor te lezen. Maar eenmaal heb ik hem willen vermoorden ... toen stond ik voor hem met 'n revolver ... want ik wou, dat hij dood was, omdat ik van dat gevoel van genegenheid voor hem af wil... maar, Heleen snap je dat... hij wou nog zo graag leven ... 't is maar wat je leven noemt ... en toen gilde hij zo; dat was ontzettend, zoals hij gilde ... en toen liet ik 't... stom ...
Maar je begrijpt in wat voor angst hij nu leeft hij is totaal hulpeloos, weg kan hij niet ... er is niemand, die hem helpen kan ... ja, nu is 't rustig, maar als ik weer voel, dat ik hem zo genegen ben, dan sla ik zijn hoofd stuk, gewoonweg.'
8
Hij zuchtte en hij zweeg, want hij was uitgesproken:
'Wil je mee naar hem kijken? Hij staat binnen te lezen ... kom maar gerust ... het is werkelijk wel belangrijk. .. ja, je moet rustig wezen, en je niet overstuur laten maken, door iets wat niets is:
Toen wij in de binnenkamer kwamen stond het fraaie kistje van het monster op een tafel onder het licht van een gele lamp. Het hoofd was monsterlijk groot in die schijn. De ogen had hij open en starend naar verre dingen. Een lang en breed Chinees geschreven schrift stond voor zijn ogen open.
Hop-Ki keek op nadat wij waren gekomen, en John sprak tegen hem eerst Chinees en toen ook Engels, waarin ik medesprak. Wij bleven eerst rustig wel een uur in zijn gezelschap, dat mij nu aangenaam vermaakte, zonder ontroering en afkeer. Hop-Ki sprak vaardig en fijn over de oude Chinese letterkunde en de hedendaagse Engelse, waarin John hem klaarblijkelijk voldoende onderwezen had. Want hij kende Hubert Crackanthorpe en E. Dowson, terwijl John hem echter niet met Oscar Wilde had bekendgemaakt.
Maar nu zat John mismoedig stil, met zijn hoofd in zijn linkerhand geleund. Hij sprak de laatste tijd geen woord meer mede. Het vlees onder zijn doffe en donkere ogen trok van pijn, en het rode noodzweet brak hem uit. Hij was ziek, en hij stond naast de tafel, waarop Hop- Ki was geplaatst.
John legde zijn handen rondom dat grote hoofd, daarna kortaf draaide hij de week-dunne nekwervels om, die kreunden.
Hij had Hop- Ki vermoord.
Voorgelezen door Krijn Hermans voor Bulkboek.nl
#AnnoGoudVanOud
#Categorie1NederlandseSchrijvers
#Lesniveau***4*
#MetVerdiepingsvragen
#ThemaFantasyHorrorSF