BulkBoek BesteKorteVerhalen (dit is een pilot)
Kate Chopin
Lees voor 🔊
[Het perfecte korte verhaal. Op vrijwel elke universiteit en schrijfopleiding in Amerika staat dit verhaal (uit 1898!!) nu al meer dan eeuw op de verplichte leeslijst. Al die tijd, en nog steeds, zou het gisteren geschreven kunnen zijn.] 

   
 Kate Chopin (1850 – 1904)
     De storm 


De bladeren hingen zo roerloos, dat zelfs Bibi dacht dat het zou gaan regenen. Bobinôt, die gewend was met zijn zoontje te praten alsof het zijn gelijke was, wees het kind op een paar donkere wolken die vanuit het Westen kwamen aandrijven en die niet veel goeds voorspelden; ze werden vergezeld van een naargeestig en dreigend geloei. Ze waren in de bazaar van Friedheimer en besloten daar te blijven tot de storm voorbij zou zijn. Ze zaten in de deuropening op twee lege vaatjes. Bibi was vier jaar en zag er heel verstandig uit. 
   'Mama wordt bang, ja,' veronderstelde hij met knipperende ogen. 
   'Ze doet het hele huis op slot. Misschien is Sylvie er vanavond wel om haar te helpen,' antwoordde Bobinôt geruststellend. 

   'Nee; ze heeft Sylvie niet. Sylvie was er gisteren,' zei Bibi zacht. Bobinôt stond op, liep naar de toonbank en kocht een blikje garnalen, Calixta was er dol op. Toen ging hij weer terug naar zijn plaats op het vaatje en bleef daar verwezen met het blikje in zijn handen zitten, terwijl de storm losbarstte. De houten bazaar stond ervan te schudden op zijn grondvesten en het leek wel of er grote voren werden getrokken op het veld in de verte. Bibi legde zijn handje op zijn vaders knie en was niet bang. 

II
Calixta, thuis, maakte zich niet ongerust over hen. Ze zat bij een zijraam als een bezetene achter de naaimachine te naaien. Het nam haar volkomen in beslag en ze merkte niets van de naderende storm. Wel had ze het erg warm, voortdurend hield ze even op om de zweetdruppeltjes van haar gezicht te vegen. Ze maakte een knoopje los aan de hals van haar witte, wijde jurk. Het begon donker te worden, plotseling drong tot haar door wat er aan de hand was en ze begon ramen en deuren te sluiten. 
   Buiten op de voorgalerij had ze Bobinôt zondagse kleren te luchten gehangen en ze haastte zich om ze voor de regen binnen te halen. 
   Terwijl ze naar buiten liep, reed Alcée Laballière het hek binnen. Sinds ze getrouwd was, had ze hem niet vaak meer gezien en nooit alleen. Ze stond daar met het jasje van Bobinôt in haar handen, terwijl de regen in dikke druppels begon te vallen. Alcée reed zijn paard onder een afdakje opzij van het huis, waar ook de kippen bij elkaar waren gekropen en waar in een hoek de ploeg en de eg stonden. 
   'Mag ik op je galerij wachten tot de storm voorbij is, Calixta?' vroeg hij. 
   'Kom toch binnen, M'sieur Alcée.' 
   Alsof ze had staan dromen, zo schrok ze van zijn stem én die van haarzelf. Haar handen omklemden Bobinôt's jasje. 
   Terwijl hij de veranda opkwam, greep Alcée de pantalon en wist nog net op tijd Bibi's jasje te redden, dat bijna door een plotselinge windvlaag werd meegenomen. 
   Hij zei dat hij eigenlijk buiten wilde wachten, maar al gauw bleek, dat hij dan even goed niet had kunnen schuilen, want de regen gutste nu in stromen neer op de plankenvloer; hij ging naar binnen en deed de deur achter zich dicht. Er moest zelfs iets tussen de kier onder de deur worden gestopt om het water buiten te houden. 
   'Goeie genade! wat een regen! Het is zeker wel twee jaar geleden, dat het zó heeft geregend,' riep Calixta terwijl ze een stuk goed oprolde; Alcée hielp haar om er de kier mee dicht te stoppen. 
   Ze was iets molliger dan vijf jaar geleden, voor ze trouwde; maar ze had niets van haar levendigheid verloren. Haar blauwe ogen hadden nog steeds iets onpeilbaars en haar lichtblonde haar, verward door regen en wind. krulde weerbarstiger dan ooit bij haar oren en slapen. 
   De regen roffelde met zo'n kracht en lawaai op het lage houten dak, dat het wel leek of het water zich met geweld toegang wilde verschaffen om hen beiden te verzwelgen. Ze stonden in de eetkamer, een kamer die ook zitkamer en huiskamer was. Aangrenzend was haar slaapkamer, met naast haar eigen bed, het bedje van Bibi. De deur stond open en de kamer zag er, met het witte monumentale bed en de gesloten luiken, schemerig en geheimzinnig uit. 
   Alcée liet zich in een schommelstoel vallen en Calixta begon zenuwachtig de lapjes stof op te rapen, die ze bij het naaien op de grond had laten vallen. 
   'Dieu sait of de aanlegsteigers het wel zullen houden, als het zo doorgaat!' riep ze uit. 
   'Wat kunnen jou die aanlegsteigers schelen?' 
   'Ik héb het al zo druk! En daar komt nog bij dat Bobinôt en Bibi uit zijn in die storm - als hij maar niet weggegaan is bij Friedheimer!'
   'Laten we hopen, Calixta, dat Bobinôt zo verstandig is om pas na de storm thuis te komen.' 
   Ze liep naar het raam en bleef daar met een zorgelijk gezicht staan. Ze veegde over het venster dat helemaal was beslagen. Het was om te stikken zo warm. Alcée stond op en kwam achter haar staan, terwijl hij over haar schouder naar buiten keek. De regen kwam in vlagen neer, zodat de huizen verderop niet meer waren te zien en het bos in de verte in een grijze mist was gehuld. Het bliksemde onafgebroken. Een bliksemstraal trof de hoge kersenboom aan de rand van de akker. Even werd alles verlicht en de klap die volgde dreunde door in de houten vloer waarop ze stonden. 
   Calixta sloeg haar handen voor haar ogen en deed met een kreet een stap achteruit. Alcée sloeg een arm om haar heen en trok haar één ogenblik krampachtig tegen zich aan. 
   'Bonté!' riep ze, terwijl ze zich losmaakte en bij het raam vandaan liep, 'straks gaat het huis er nog aan! Als ik maar wist waar Bibi was!' Ze werd steeds nerveuzer, wilde ook niet gaan zitten. Alcée pakte haar bij de schouders en keek haar aan. Het contact met haar warme, gespannen lichaam - daareven toen hij haar onwillekeurig in zijn armen had getrokken - had alle verliefdheid en begeerte van vroeger weer in hem wakker gemaakt. 
   'Calixta,' zei hij, 'wees toch niet bang. Er kan niets gebeuren. Het huis is te laag om te worden getroffen met al die hoge bomen er omheen. Zo, ben je nu wat geruster? Zeg eens?' Hij streek het haar uit haar warme, bezwete gezicht. Haar lippen waren rood en vochtig als het zaad van een granaatappel. Haar blanke hals en een glimp van haar volle, stevige boezem, brachten hem volkomen in de war. Toen ze naar hem opkeek, had de angst in haar diepblauwe ogen plaats gemaakt voor een lome gloed, die onwillekeurig een grote hartstocht verraadde. Hij liet haar ogen niet los en kon niet anders dan die lippen kussen. Het herinnerde hem aan Assumption. 
   'Weet je nog - in Assumption, Calixta?' vroeg hij met een stem die schor was van verlangen. Of ze het zich herinnerde ... had hij haar in Assumption niet gekust en gekust en gekust; zó, dat hij zichzelf niet meer vertrouwde en om harentwille in wanhoop was gevlucht. En al was ze in die tijd heus geen kuise Suzanna geweest, haar eer was ongeschonden; een hartstochtelijk schepseltje, dat juist door haar weerloosheid beschermd werd, tegen wat hijzelf als een eerloze daad afwees. Maar nu, nu leek het of hij vrijelijk over haar lippen kon beschikken. Evenals over haar ronde, blanke hals en haar nog blankere borsten. 
   Ze bekommerden zich niet om de neerstromende hoosbuien en liggend in zijn armen moest ze lachen om het geweld der elementen. Ze had iets van een verschijning in die schemerige, geheimzinnige kamer; zo wit als het bed waarop ze lag. Haar stevige, lenige lijf, dat voor het eerst zijn rechten deed gelden, was als een roomblanke lelie die onder de streling van de zon onvergetelijk begint te geuren. De gulle overvloed van haar hartstocht, argeloos en ongeveinsd, drong als een vlam in hem door en riep een passie in hem wakker, die hij tot dan toe nooit had gevoeld. 
   Onder zijn aanraking hieven haar borsten zich trillend op, smekend om zijn lippen. Haar mond was een en al verrukking. En toen hij bezit van haar nam, was het alsof ze samen bezwijmden in dat grensgebied waar het mysterie van het leven begint. Hij bleef op haar liggen, ademloos, bedwelmd, uitgeput, terwijl zijn hart als een hamer tegen haar borst klopte. Met één hand omvatte ze zijn hoofd en drukte voorzichtig haar lippen op zijn voorhoofd. Haar andere hand streelde zacht en ritmisch zijn gespierde schouders. 
Het gerommel van het onweer kwam van ver, het was overgedreven. De regen trommelde zachtjes op het dak, als om hen in slaap te zingen. Maar ze durfden niet. 
   Het regende niet meer; en de zon veranderde de schitterende groene wereld in een paleis van edelstenen. 
   Vanaf de galerij zag Calixta Alcée wegrijden. Hij keek om en lachte haar stralend toe; en zij stak haar mooie kin in de lucht en lachte hardop. 


III 
Bobinôt en Bibi hielden, na een moeizame tocht naar huis, halt bij de regenton om zich een beetje toonbaar te maken. 
   'Nou, Bibi, ik hoor je moeder al!: Je moest je schamen. Had die goeie broek dan ook niet aangedaan. Moet je nou eens zien! En die modder op je kraag! Hoe komt al die modder op je kraag, Bibi? Zó'n jongen!'- 
Bibi was één en al berusting. Bobinôt een toonbeeld van ijver en toewijding, zoals hij zijn best deed bij zichzelf en zijn zoon de ergste sporen te verwijderen van hun zware tocht over de haast onbegaanbare wegen en natte velden. Met een stokje schraapte hij de modder van Bibi's blote benen en voeten en zorgvuldig maakte hij zijn eigen zware schoenen schoon. Daarna gingen ze, op het ergste voorbereid, 'een confrontatie met een kraakzindelijke huisvrouw', via de achterdeur naar binnen. 
   Calixta was met het avondeten bezig. Ze had tafel gedekt en stond bij de haard de koffie op te schenken. Toen ze binnenkwamen, sprong ze op. 
   'O, Bobinôt! Zijn jullie daar! Goeie genade, wat was ik ongerust. Waar zaten jullie toen het zo regende? En Bibi? Is hij niet nat? Is er niets met hem gebeurd?' 
   Ze had haar armen om Bibi heen geslagen en zoende hem uitbundig. Alle verklaringen en excuses die Bobinôt onderweg had lopen bedenken, bestierven hem op de lippen toen Calixta begon te voelen of hij niet nat was, blijkbaar dolblij dat ze veilig thuis waren. 
   'Ik heb garnalen voor je meegebracht, Calixta,' begon Bobinôt, terwijl hij het blikje uit zijn broekzak opdiepte en op tafel zette.
   'Garnalen! O! Bobinôt! jij bent te goed voor deze wereld!' Ze gaf hem een stevige klapzoen op zijn wang, die klonk als een klok. 
   'J´vous réponds, wat zullen wij smullen vanavond, mjam, mjam.' 
   Bobinôt en Bibi begonnen opgelucht adem te halen en toen ze met hun drieën aan tafel zaten, lachten ze veel en zó hard, dat iedereen ze kon horen, wel tot Laballière aan toe. 


IV 
Alcée Laballière schreef die avond aan zijn vrouw Clarissa. Het was een lieve brief, vol tedere bezorgdheid. Hij schreef haar, dat ze geen haast moest maken met naar huis komen en dat ze gerust nog een maand langer weg mocht blijven, als zij en de kinderen het in Biloxi naar hun zin hadden. Hij redde zich best; en al miste hij ze, het besef dat hun gezondheid en plezier belangrijker was dan al het andere, verzoende hem met een eventuele langere scheiding. 


V 
En Clarissa, die was verrukt over de brief van haar man. Zij en de kinderen hadden het naar hun zin. Ze had aangenaam gezelschap; veel van haar oude kennissen en vrienden waren bij de baai. Voor het eerst op vrije voeten sinds haar huwelijk, voelde ze zich af en toe weer net zo vrolijk en vrij als in haar jonge meisjestijd. 
   Ze was een toegewijde echtgenote, die maar al te bereid was het voor een poosje buiten de huwelijkse intimiteiten te stellen. 
   De storm was dus gaan liggen en iedereen was tevreden. 




#AnnoGoudVanOud
#Categorie5AmerikaanseSchrijvers
#Lesniveau***4*

Kate Chopin
Lees voor 🔊
De mooiste verhalen uit Nederland en de wereld op je tablet, telefoon of notebook. Met dank aan de Nederlandse Taalunie.