Octavio Paz
Ontmoeting
Toen ik thuis kwam, precies op het moment dat ik de deur open deed, zag ik mij naar buiten gaan. Uit nieuwsgierigheid besloot ik mij te volgen. De onbekende - dat woord schrijf ik niet zo maar - liep de trappen van het gebouw omlaag, ging door de voordeur en liep de straat op. Ik probeerde hem in te halen, maar hij verhaastte zijn tred met juist hetzelfde ritme als waarmee ik de mijne versnelde, zodat de afstand die ons scheidde ongewijzigd bleef. Na een tijdje lopen bleef hij staan voor een cafeetje en ging de rode deur ervan binnen. Enkele seconden later stond ik aan de bar, aan zijn zijde. Ik bestelde een of ander drankje terwijl ik zijdelings keek naar de rijen flessen in de glazen kast, naar de spiegel, het versleten kleed, de gele tafeltjes, een paartje dat fluisterend met elkaar sprak. Plotseling draaide ik me om en keek hem strak aan, recht in zijn gezicht. Hij kreeg een kleur, in de war gebracht. Terwijl ik hem bekeek, dacht ik (met de zekerheid dat hij mijn gedachten kon verstaan): 'Nee, u heeft het recht niet. U bent een beetje te laat gekomen. Ik was er eerder dan u. En gelijkenis is geen excuus, want er is geen sprake van gelijkheid, maar van vervanging. Maar ik heb liever dat u zelf een verklaring geeft ... '
Hij glimlachte zwakjes. Hij leek het niet te begrijpen. Hij begon een gesprek met zijn buurman. Ik bedwong mijn woede en hem zachtjes aan de schouder vattend riep ik hem toe: 'Probeer maar niet te doen of ik er niet ben. Houdt u maar niet van de domme.'
'Neem me niet kwalijk meneer, maar ik geloof niet dat ik u ken.'
Ik wilde profiteren van zijn verwarring door ineens zijn masker af te rukken. 'Wees een kerel, beste vriend. U moet instaan voor uw daden. Ik zal u eens leren om zich niet meer te bemoeien met dingen als niemand daarom gevraagd heeft ... '
Met een bruusk gebaar viel hij mij in de rede: 'U vergist zich. Ik weet niet waar u het over heeft.' Een van de klanten waagde zich in het gesprek. 'Er moet een vergissing in het spel zijn. En bovendien is dat geen manier om iemand te behandelen. Ik ken meneer hier en het is onbehoorlijk ... '
Hij glimlachte tevreden. Hij waagde het, mij een schouderklopje te geven. 'Het is vreemd, maar het is net of ik u ooit eens gezien heb. Maar ik zou werkelijk niet kunnen zeggen waar.'
Hij begon mij over mijn jeugdjaren te vragen, over mijn geboortestreek en andere details van mijn leven. Nee, niets van wat ik hem vertelde leek zijn herinnering te wekken wie ik wel was. Ik moest even glimlachen. Ze vonden hem allemaal aardig. We namen nog wat glaasjes. Hij keek me welwillend aan: 'U bent niet van hier, meneer, geef maar toe. Maar ik zal u wel onder mijn hoede nemen. Ik zal u wel eens laten zien wat Mexico is, het Federaal District!'
Zijn kalmte bracht me in vertwijfeling. Bijna met tranen in mijn ogen schudde ik hem heen en weer en riep: 'Ken je me werkelijk niet ? Weet je niet wie ik ben?'
Hij duwde mij met kracht achteruit. 'Houdt u uw vervelende praatjes verder voor zich. Houd op met uw handtastelijkheden en ruziezoekerij. '
Allen keken met weerzin naar mij. Ik stond op en zei: 'Ik zal u de toestand uitleggen. Deze meneer hier leidt u om de tuin, deze meneer is een leugenaar .. .'
'En u bent een halfzachte en een gestoorde,' schreeuwde hij.
Ik wierp me op hem. Ongelukkigerwijze stapte ik mis. Terwijl ik mij aan de bar overeind trachtte te houden, sloeg hij me met zijn vuisten in mijn gezicht. Hij timmerde me in opperste woede in elkaar, zonder iets te zeggen. De barkeeper kwam tussenbeiden.
'Laat hem verder met rust. Hij is dronken.'
Ze haalden ons uit elkaar. Ze pakten me op en zetten me op straat. 'Als u het in uw hoofd haalt terug te komen halen we de politie erbij.'
Mijn kleren waren gescheurd, mijn mond was opgezet, mijn tong was droog. Ik braakte met veel moeite. Heel mijn lichaam was pijnlijk. Een tijd lang bleef ik onbeweeglijk liggen, voorzichtig om mij heen kijkend. Ik zocht een steen, een wapen. Ik vond niets. Binnen werd gelachen en gezongen. Het paartje kwam naar buiten; de vrouw keek brutaal naar mij en begon te lachen. Ik voelde mij alleen, uitgestoten uit de wereld der mensen. Op mijn dolle woede volgde een gevoel van schaamte. Nee, het beste was om naar huis te gaan en een andere kans af te wachten. Ik begon langzaam te lopen. Onderweg kreeg ik een gevoel van twijfel, dat mij nog altijd uit de slaap houdt: als hij het nu niet was, maar ik zelf ... ?
Uit: Stuifzanden
Vertaling: Laurens Vancrevel.