[Een heerlijk verhaal over een puur Hollandse traditie; knipperende rendieren en arrensleeën in je tuin, en over de meest irritante mensen op aarde, je buren.]
René Appel (1945)
René Appel (1945)
Lichies en lampies
‘Ja, kijk, een jaar of wat geleden is het klein begonnen. Kees en Diny, van hiernaast, die zetten een kerstboom in de tuin met allemaal lichies, lampies en slingers. Toen konden wij natuurlijk niet achterblijven. Dus het jaar daarop wij ook een kerstboom in de voortuin, een flinke grote, met een Kerstman ernaast, een halve meter hoog ongeveer en verlichting van binnenuit, dus dat stond fantastisch. En wat krijg je dan? Precies, dat anderen mee gaan doen. De sneeuwbal ging rollen, zal ik maar zeggen. Sneeuw… kerst, je begrijpt het wel.
Dat is ook wel wat voor dit straatje. Het is nog geen honderd meter, denk ik, en allemaal mensen die het gezellig willen hebben met mekaar. Nou ja, allemaal… Maar daar kom ik straks nog op. Met kerst dan jutten we mekaar een beetje op. Ook als het Nederlands elftal speelt op een EK of een WK. Volgende zomer in Brazilië, dan wordt deze hele straat weer compleet oranje, ik zweer het je. Een buurtbarbecue, zo’n groot tv-scherm in een tuin en dan met z’n allen kijken. Een biertje erbij, een paar bakken chips, nootjes. Daar doe je het allemaal voor, hè, voor de gezelligheid.
Maar goed, met kerst is het anders. Dan is er één avond dat iedereen buiten komt, als alles hangt en staat, dat is ondertussen traditie. Dan hebben we warme chocolademelk, Jägermeister en glühwein. Misschien dat jij denkt dat we elkaar een beetje gek zitten te maken met al die kerstspullen, maar we vinden het gewoon hartstikke leuk en dat is het ook.
Nadat wij eenmaal begonnen mee te doen met Kees en Diny, gingen er steeds meer meedoen. Kijk, hier heb ik wat foto’s. Zie je, al die slingers, lichtslangen, hier bij Ton en Henny, die hadden een levensgrote kerststal in de voortuin staan. Wij hadden een kerstman die “Ho, ho, ho” kon zeggen, “Ho, ho, ho”, en die met een bel rinkelde. Niet de hele tijd natuurlijk, maar ik had het zo geregeld dat ik, terwijl ik in de kamer zat, een schakelaartje om kon zetten als er iemand langskwam. In het begin schrokken mensen zich het leplazarus. Echt, hartstikke geinig. Kijk, hier een hele arreslee van lichtslangen. Fantastisch toch! O ja, deze, die is ook mooi, een kerstdorp in de bergen. Met een skilift, die ook echt werkte. Die is van Harry, m’n zwager. Een uren dat-ie erin gestoken heb! Ook om wat te doen te hebben, hoor. Een jaar eerder was z’n vrouw overleden, Mieke, de zus van mijn vrouw. Moet je deze foto ’s zien… een ijsbeer met een jong op z’n rug, net echt. Nou ja, ze worden van binnenuit verlicht, dat heb je met een echte ijsbeer natuurlijk niet. Haha, geintje.
De hele straat deed dus mee, behalve die van nummer zeventien. Hij woont daar in z’n eentje en bemoeit zich nergens mee. Feestjes, buurtbarbecue… hij is er nooit. Z’n voortuin stelt ook niks voor. Geen bloemen, geen planten, geen boompies, niks. Vitrage voor ’t raam en als-ie ´s avonds thuis is, gaan de gordijnen dicht. Alsof-ie wat te verbergen heb. Maar die doet dus niet mee. Slingers, kaarsen? Vergeet ’t maar.
Daar hadden we al de pest over in, over die spelbreker, maar helemaal toen die wedstrijd kwam, van de tv. Welke straat de mooiste kerststraat… ja, verdomd moeilijk uit te spreken… welke dus de mooiste kerststraat van Nederland is. En met die tuin van nummer zeventien erbij lijkt die van ons net een mooi gebit met één rotte tand erin. Zo is het toch? Heb ik gelijk of heb ik gelijk? Dus de nacht voordat ze van de tv zouden komen filmen, hebben we die hele tuin van nummer 17 vol gezet met kerstspullen die we nog over hadden. Ton legde een paar snoertjes voor de verlichting want hij woont op nummer vijftien.
En wat denk je? De volgende ochtend, nog voor die mensen van de tv kwamen, had die kloo… nee, laat ik het netjes houden… had die kerel het allemaal weer weg geflikkerd, gewoon op de stoep gezet. Kreeg je weer die ene rotte tand. D’r was ook niet met hem te praten, hoor. Volgens Ton kan er nog net “goeiemiddag” of “goeienavond” vanaf, maar meer ook niet.
Maar goed, we hadden ons dus opgegeven voor die wedstrijd en echt… het zag er fantastisch uit. Dat licht… bij mekaar wel duizenden LED-lampies, al die lichtslangen, die versieringen, niet één, maar wel drie arresleeën, een draaiende kerstboom bij Eric en Ankie in de tuin, muziek, alles in dat kleine stukkie straat. En dat hebben ze dus allemaal gefilmd voor die wedstrijd. Ik ben zeg maar zo’n beetje de centrale man geworden, dus ze wilden een interview met me over hoe het zo gekomen was en ook of het niet een beetje te ver ging. Ik heb zeker wel een kwartier met ze zitten praten en ze begrepen het, dat het gewoon leuk was, over die zeikerd van nummer zeventien geen woord.
Toen kwam dus de uitzending, in Hart van Nederland. Met een heel ploegie zaten we te kijken bij Kees en Diny. Pilsje erbij, glaasje wijn, een knabbeltje… Er waren drie finalisten en wij waren één van die drie. Verschrikkelijk spannend. Voor de winnaar lagen er duizend eurootjes klaar. Eerst wat gebabbel vooraf over kerst en kerstversieringen en toen maakten ze bekend wie nummer drie was. Een straat ergens in de Achterhoek, Doesburg of zo. En toen kreeg je reclame. Ik zat mezelf op te vreten van de zenuwen, want daarna zouden ze zeggen welke straat nummer één was, dan was meteen duidelijk wie twee was. Nou ja, jij weet het al. Wij waren tweede geworden. Toen klonken er wel een paar stevige vloeken, kolere nog aan toe.
En weet je wat het ergste was? Onze straat lieten ze wel zien, met al die versieringen en zo. Prachtig allemaal. Maar van dat interview met mij kwam geen seconde op tv. En wie wel, om minutenlang te vertellen waarom hij niet meedeed? Precies, die eikel van nummer zeventien.’
Voorgelezen door Molly van Scherpenberg voor Bulkboek.
Voorgelezen door Molly van Scherpenberg voor Bulkboek.