Yasunari Kawabata
Een dubbelzelfmoord uit liefde
(een handpalmverhaal)
Van haar man – hij was weggelopen omdat hij haar niet mocht – kwam een brief. Nadat twee jaren verstreken waren en uit een verafgelegen plaats.
(Laat het kind niet meer met de bal spelen. Het stuiteren hoor ik zelfs tot hier. Het raakt mijn hart.)
Ze pakte het intussen negenjarig meisje de gummibal af.
Weer kwam er een brief van haar man. Die was op een ander postkantoor verzonden dan de vorige brief.
(Laat het kind niet meer op schoenen naar school gaan. Haar voetstappen hoor ik tot hier. Ze stampen over mijn hart.)
Ze gaf de dochter zachte vilten sandalen in plaats van de schoenen. Het meisje huilde, zo wilde ze niet naar school gaan.
En weer kwam er een brief van haar man. Hij was een maand na de tweede brief opgesteld, maar het handschrift las ineens als dat van een geest.
(Laat het kind niet meer uit de porseleinen kom eten! Ik hoor het getinkel tot hier. Het breekt mijn hart.)
Ze voerde haar dochter als een driejarige met haar eigen stokjes. Daarbij herinnerde ze zich de tijd dat de dochter echt drie jaar oud en haar man aan haar zijde gelukkig geweest was. Het kind intussen liep eigenzinnig naar de servieskast en pakte haar eigen rijstkom. Snel griste de moeder die uit haar hand en smeet hem woedend tegen een steen in de tuin. Hij rinkelde in scherven alsof het hart van de man brak. Toen fronste ze haar wenkbrauwen en slingerde haar eigen rijstkom er achteraan. Wat is dat, was dat niet het geluid waarmee haar man zijn hart brak? Ze smeet de eettafel de tuin in. En dit geluid? Ze wierp zich tegen de muur en bewerkte die met haar vuisten. Ze vloog als een speer tegen de dubbeldikke papieren schuifdeuren, lag echter, voor ze het wist, achter de deuren op de grond. En dit geluid?
“Mama, mama, mama!”
De dochter die zich huilend aan haar vastklampte, gaf ze een klap in haar gezicht. Oh, luister eens naar dit geluid!
Als een echo daarop kwam er weer een brief van haar man. Opnieuw was die uit een andere, nog verder afgelegen streek verzonden.
(Hou op, jullie allebei, ook maar enig geluid te maken! Open of sluit geen ramen en deuren meer! Adem niet meer! Zorg er voor, jullie allebei, dat ook de klokken in huis niet meer tikken!).
“Jullie allebei, jullie allebei, jullie allebei“ mompelde ze in zichzelf en de tranen liepen over haar wangen. Toen was er van hen allebei absoluut geen geluid meer te horen. Gaven ze in alle eeuwigheid geen geluid meer. Met andere woorden, moeder en dochter waren dood.
En vreemd, de man lag naast hen op het kussen, en ook hij was dood.
Vertaald door Peter Marteau, Keulen